Een ruim twee jaar durende strijd tegen een samenwerking tussen een advocaat en een juridisch adviesbureau is geëindigd bij de Raad van State. In een beroep tegen de Overijsselse deken oordeelde de Raad van State op 20 juni dat die het juiste besluit heeft genomen door niet op te treden tegen deze samenwerking, die bovendien al was gestaakt.
Twee eisers in deze zaak, waaronder een juridisch adviesbureau, gaan tot het gaatje om de deken in Overijssel handhavend te laten optreden tegen een volgens hen discutabel samenwerkingsverband tussen een advocaat en diens eigen juridisch bureau, dat met name adviseert over bestuursrecht. De samenwerking is te slecht zichtbaar geweest voor het publiek, waardoor er sprake is geweest van overtreding van de Advocatenwet en oneerlijke concurrentie, stellen zij in februari 2016. De deken wil op dat moment geen nader onderzoek doen: volgens hem is een juridisch bureau geen directe concurrent van een gespecialiseerde advocaat en zijn de eisers daarom geen belanghebbenden in de zin van de Algemene wet bestuursrecht.
De rechtbank Overijssel oordeelt in december 2016 dat deze afwijzing van het handhavingsverzoek in bestuursrechtelijke zin verder openstaat voor beroep en bezwaar. Bovendien is een van de eisers eveneens een juridisch adviesbureau, ‘in hetzelfde verzorgingsgebied en op diverse terreinen actief waaronder het bestuursrecht’, en zodoende wel degelijk aan te merken als concurrent. De deken had aanvankelijk anders geoordeeld en moet opnieuw besluiten op het verzoek tot handhaving.
Hij verandert echter niet van gedachte: de klagers hebben niet aannemelijk gemaakt dat er regels zijn geschonden, vindt de deken nadat hij alsnog de gestelde overtredingen heeft onderzocht. Bovendien werkt de jurist die het juridisch adviesbureau runt sinds 2012 niet meer bij het advocatenkantoor en is dit bureau een samenwerking aangegaan met een ander bedrijf. ‘Het verzoek tot handhaving ziet in zoverre op een situatie in het verleden,’ aldus de deken. Bovendien is die nieuwe samenwerking voorgelegd en goedgekeurd door de Raad van Toezicht.
Een nieuw beroep tegen de beslissing komt voor de rechtbank Overijssel, die de deken op 21 juni 2017 gelijk geeft. In hoger beroep tegen dit besluit stelt ook de Raad van State dat er in de oude samenwerking niets is gebleken van overtredingen van de Advocatenwet. ‘Onder deze omstandigheden heeft de rechtbank terecht overwogen dat de Deken zich op grond van de in het rapport neergelegde onderzoeksbevindingen op het standpunt heeft kunnen stellen dat er geen overtredingen zijn op grond waarvan de Deken bevoegd was om tot handhaving over te gaan.’
Ook heeft de rechtbank Overijssel inzake de nieuwere samenwerking ‘terecht in aanmerking genomen dat uit de onderliggende stukken is gebleken dat de samenwerking op het moment van aangaan is voorgelegd en goedgekeurd door de Raad van Toezicht. Hiermee is voldaan aan de toen geldende regelgeving.’
Een betoog van de eisers dat de deken zich partijdig heeft opgesteld in deze hele kwestie, faalt eveneens.