Twee voormalige advocaten van de familie Katgert, Mark Wullink en Stefan Kukolja, krijgen van de rechtbank Overijssel geen toestemming voor een voorlopig getuigenverhoor over de vraag hoe en door wie infomatie over het strafdossier van één van die advocaten bij de deken is beland. Het is de zoveelste zet in een al vijftien jaar slepende affaire in Borne. Twee weken geleden diende nog een kort geding over vermeend misbruik van de toezichthoudende bevoegdheid door de deken: uitspraak in die kwestie volgt donderdag.
De hoeveelheid procedures in de affaire Katgert is eindeloos, net als het aantal betrokken partijen. De inzet: de familie claimt een schadevergoeding van enkele miljoenen van de gemeente Borne omdat zij als enigen niet zouden zijn uitgekocht in verband met de komst van een bedrijventerrein op de plek waar het huis van de familie staat.
Twee voormalige advocaten van de familie krijgen vanwege hun optreden in de zaak de deken achter zich aan. Daarbij speelt een strafbeschikking van 150 euro jegens een van die advocaten een rol. Die krijgt hij in 2014 uitgereikt tijdens een inspectie van een bijgebouw van de woning van de familie in het kader van een bestuursrechtelijke procedure. De strafbeschikking is vanwege verzet door de advocaat nog altijd niet onherroepelijk.
De gemeente Borne stapt naar aanleiding van de strafbeschikking naar de deken en dringt aan op nader onderzoek naar de advocaten. In dat kader vraagt en krijgt de gemeente informatie van het Openbaar Ministerie over het strafdossier van de betreffende advocaat. Die informatie speelt de gemeente door naar de deken.
Onrechtmatig, aldus de advocaten. Voorlopig getuigenverhoor is volgens hen nodig om te achterhalen door wie en hoe de stukken ‘onder oneigenlijke noemer’ zijn verkregen. Vooral de Bornse burgemeester Welten moet het daarbij ontgelden: die acteert op persoonlijke titel, streeft eigen politieke doelen na een maakt ‘oneigenlijk gebruik van het tuchtrecht’, aldus de advocaten.
De gemeente stelt zich op het standpunt dat de advocaten het handelen weliswaar onrechtmatig kunnen vinden, maar dat een voorlopig getuigenverhoor niet het juiste middel is om daar duidelijkheid over te krijgen. ‘De gemeente betwist niet dat zij informatie bij het Openbaar Ministerie heeft opgevraagd en dat zij deze informatie aan de deken heeft verstrekt. De gemeente betwist evenmin dat zij bij de deken heeft aangedrongen op onderzoek en daartoe niet de afloop van de strafzaak af te wachten (…) Volgens de gemeente hengelen de verzoekers door getuigen te horen naar informatie die steun zou moeten bieden aan hun veronderstelling dat onrechtmatig is gehandeld, zonder dat dit onrechtmatig handelen concreet wordt gemaakt,’ aldus het verweer.
De rechtbank Overijssel kiest in deze kwestie de zijde van de gemeente. ‘Een voorlopig getuigenverhoor moet gericht zijn op het verkrijgen van duidelijkheid over bepaalde (bewtiste) relevante feiten, en daarvan is hier geen sprake,’ aldus de rechtbank. Overige verzoeken, bijvoorbeeld betreffende de vraag waar de gemeente het dossier bewaart en aan wie diffamerende informatie over de advocaat is verstrekt, hebben ‘te zeer het karakter van een fishing expedition’, aldus de rechtbank.