De advocaat treft volgens klaagster een hele reeks van verwijten, maar een van de opvallendste is toch wel dat zij tijdens twee kort gedingprocedures het woord van de advocaat moest overnemen ‘omdat hij stotterde en niet ter zake kwam’. Dat is te lezen in een uitspraak van het Hof van Discipline van 4 november jongstleden. Het Hof bekrachtigt de eerder opgelegde schrapping.
Het hof windt er geen doekjes om: ‘Verweerders deskundigheid en de vaardigheden voldoen bij lange na niet aan de eisen van de professionele standaard. Verweerder heeft er blijk van gegeven niet te beschikken over de meest basale communicatievaardigheden door klaagster niet uit te nodigen voor persoonlijke besprekingen. Evenmin heeft hij haar adequaat geïnformeerd en geadviseerd. Zijn kennis op het gebied van het burgerlijk procesrecht is hoogst lacuneus.’
Verweerder is advocaat sinds medio juli 2002. Hij was, stelt het Hof, ‘ten tijde van zijn in deze zaak gelaakte gedragingen al tien jaar als advocaat werkzaam, eerst samen met zijn vader, later alleen. In die tijd heeft hij zich niet toereikend ontwikkeld. Uit de disciplinaire documentatie blijkt dat sinds 2007 acht keer klachten gegrond zijn verklaard, drie met oplegging van een voorwaardelijke schorsing.’
Concreet klaagde de klaagster – verwikkeld in een scheiding – in deze zaak onder meer over het zonder medeweten van klaagster indienen van een reconventionele vordering, een memorie van grieven nemen terwijl hij niet meer de advocaat was van klaagster, dat de advocaat niet bij machte was het woord te voeren tijdens kort gedingen, het instellen van een onnodig kort geding en slechte bereikbaarheid.
Het verweer van de advocaat dat eerdere tuchtrechtmaatregelen betrekking hadden op andere klachten bijt zichzelf in de staart, stelt het Hof: ‘Weliswaar voert verweerder aan dat de betreffende tuchtmaatregelen wegens gegrondverklaring van andersoortige klachten zijn opgelegd, maar dat onderstreept slechts dat verweerder ook nog in andere opzichten disfunctioneert.’