Een Limburgse advocaat die zeven maanden lang talloze verzoeken tot informatie van zijn deken negeerde, is onlangs door de Raad van Discipline voor een maand geschorst. De straf volgt op eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen aan zijn adres, onder meer voor een eerder geval van het niet informeren van de deken.
De advocaat kreeg op 29 augustus 2012 een eerste verzoek van de deken tot informatie, nadat een cliënt zich had beklaagd dat de advocaat zijn belangen slecht zou hebben behartigd en dat zijn raadsman naliet zijn dossier over te dragen aan de opvolgend advocaat. De deken moest de advocaat in de loop van september 2012 tot februari 2013 diverse malen rappelleren om informatie toe te zenden en het dossier over te dragen. De advocaat reageerde enkel met verzoeken om uitstel, maar ondernam telkens geen actie.
Eind februari stuurde de deken een laatste verzoek met de toevoeging dat een nieuw verzoek tot uitstel niet gehonoreerd zou worden. Hierop ontving hij geen reactie van de advocaat.
Tijdens de zitting eind juni verklaarde de advocaat dat de betreffende zaak van zijn cliënt hem zo tegen was gaan staan ‘dat hij er niet aan toe kwam steeds tijdig te reageren’. Hij zei zich de ergernis van de deken goed voor te kunnen stellen en erkende dat zijn optreden ‘niet de schoonheidsprijs verdiende’. De Raad van Discipline rekent de advocaat ‘de belemmering van de taakuitoefening van de deken’ zwaar aan. ‘Immers, door niet te reageren op verzoeken van de deken om informatie wordt diens taakuitoefening en daarmee het toezicht op een behoorlijke beroepsuitoefening door advocaten onmogelijk gemaakt,’ aldus het vonnis.
De advocaat had bovendien al eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen aan zijn broek gekregen, ook voor het niet informeren van de deken. Op 27 augustus 2012 werd hij veroordeeld tot een voorwaardelijke schorsing van een maand, twee dagen voordat hij voor het eerst een volgend verzoek van de deken ontving. ‘Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen van verweerder en gelet op de omstandigheid dat verweerder klaarblijkelijk geen enkele lering heeft getrokken uit eerdere zowel door de raad als het Hof van Discipline aan hem opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, is de raad van oordeel dat thans niet kan worden volstaan met een lichtere maatregel dan die van tijdelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk.’