Een Haagse advocaat heeft onlangs van de Raad van Discipline een voorwaardelijke schorsing opgelegd gekregen wegens bedrog van een advocate die zich als zelfstandige bij zijn kantoor had aangesloten. Eerder al had het Haagse Gerechtshof een omstreden huuroverkomst vernietigd en geoordeeld dat zijn wervingsadvertentie voor advocaat-huurders misleidend was.
Door Joris Rietbroek
In het voorjaar van 2008 begint een jonge advocate haar zoektocht naar een eigen kantoorruimte in Den Haag, bij voorkeur ergens waar al meerdere advocaten samenwerken, zo schetst de op 9 juni gepubliceerde uitspraak. Die ruimte vindt ze in een monumentaal herenhuis, waar een samenwerkingsverband tussen zelfstandige advocaten gevestigd is. Hier kan zij als zelfstandig werkend advocate onder eigen rekening en risico beginnen.
Iedere advocaat is er verantwoordelijk voor de huur van de eigen kantoorruimte. Die bedraagt voor haar uiteindelijk 1650 euro, hoewel er in eerdere correspondentie met de verhurende advocaat sprake is van een huurprijs van 1450 euro. De andere advocaten zouden boos zijn geworden toen ze hoorden dat zij een lagere huur zou betalen.
‘Het zat hem niet lekker’
Enkele jaren later ontstaat er een conflict tussen de vijf advocaat-huurders en hun verhuurder en vinden er meerdere juridische procedures plaats tussen hem en de advocate. Zij vordert onder meer vernietiging van de huurovereenkomst. In de civiele procedure probeert de advocaat zich eruit te redden door te stellen dat de prijs van 1450 euro een vergissing was en dat alle advocaten 1650 euro betaalden. ‘Dat hij met [klaagster] een lagere prijs was overeengekomen, zat hem naar de anderen toe niet lekker. (…)’. Zowel de kantonrechter als het Gerechtshof in Den Haag trappen hier niet in en vernietigen de huurovereenkomst. Het hof veroordeelt de advocaat voor bedrog, omdat hij ten onrechte in zijn advertentie suggereerde dat zijn advocaat-huurders veel werk zouden krijgen. Van een genoemd werkoverschot bleek echter totaal geen sprake.
Het hof acht daarom in juni 2015 bedrog bewezen: ‘Nu [verweerder] de werkelijke omvang van zijn praktijk ten tijde van het sluiten van de huurovereenkomst moet hebben gekend, heeft [verweerder] aan [klaagster] tijdens de onderhandelingen over de huurovereenkomst willens en wetens een onjuiste mededeling gedaan, althans haar een feit verzwegen waarvan hij verplicht was haar mededeling te doen en haar daarmee bewogen de huurovereenkomst met een huurprijs die driemaal hoger was dan de marktprijs met hem aan te gaan.’
Het hof en het OM zien echter onvoldoende reden om de advocaat ook nog eens strafrechtelijk te vervolgen. De benadeelde advocate doet nog eens aangifte bij de politie wegens oplichting en beklaagt zich bij de deken, wat zij in 2011 ook al eens had gedaan. Met de civiele procedure achter de rug wordt de klachtenprocedure eind 2015 na pas weer opgepakt.
Privépersoon
Tijdens de tuchtzitting houdt de de oprichter van het kantoor de Raad van Discipline voor dat hij de huurcontracten steeds afsloot als privépersoon en niet als advocaat, maar dat doet wat de tuchtrechter betreft niet ter zake. ‘Immers, wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, blijft het advocatentuchtrecht voor hem gelden. […] Bovendien heeft verweerder zich in zijn advertentie duidelijk gepresenteerd als advocaat en blijkt uit deze advertentie dat verweerder zijn kantoorruimte enkel wenste te verhuren aan andere advocaten en dat potentiële huurders zouden kunnen deelnemen aan een samenwerkingsverband van beroepsgenoten met alle mogelijke profijt voor hun praktijkvoering van dien’.
In dit kader zijn zijn gedragingen ook tuchtrechtelijk verwijtbaar, aldus de raad. ‘In civielrechtelijke zin is komen vast te staan dat verweerder een ander willens en wetens heeft misleid. Dergelijk handelen betaamt een behoorlijk advocaat niet; niet ten opzichte van cliënten, maar zeker ook niet ten opzichte van collega-advocaten. De raad is voorts van oordeel dat verweerder bij zijn handelen als privépersoon de grenzen van het betamelijke op zodanige wijze heeft overschreden, dat hij daarmee het vertrouwen in de advocatuur heeft beschaamd.’
Ook een hogere huur bedingen dan aanvankelijk was afgesproken is in deze context tuchtrechtelijk verwijtbaar, juist ‘nu verweerder een collega-advocaat onjuiste informatie heeft verschaft met het doel er zelf financieel beter van te worden. Hij heeft geen enkele verklaring gegeven die tot verontschuldiging kan leiden.’ Al met al staat ook voor de Raad van Discipline vast dat de verweerder zich ten opzichte van een collega-advocaat schuldig heeft gemaakt aan bedrog. Reden genoeg voor een voorwaardelijke schorsing van twee weken, met een proeftijd van twee jaar.