Nederlandse notarissen hebben tijdens de Tweede Wereldoorlog stelselmatig meegewerkt aan het afhandig maken van joodse eigendommen. De naoorlogse zuivering is beperkt gebleven tot het ontslaan van enkele NSB ‘ers en enkele berispingen. Dit stelt onderzoeker Kor Meijer die vorige maand aan de Erasmus universiteit promoveerde op zijn proefschrift “E100 en de naoorlogse rechtspraak met betrekking tot onroerend goed.”
Daaruit blijkt dat notarissen en makelaars tijdens de bezetting hebben meegewerkt aan de rooftocht van de Duitsers. Van de enkele notoire NSB’ers onder de notarissen was dat te verwachten, maar ook de andere notarissen werkten mee om akten van joodse percelen te passeren. Van enige serieuze tegenwerking bestaan geen aanwijzingen, aldus Meijer. De zuivering van de notarissen na de oorlog s beperkt gebleven tot het ontslaan van NSB’ers en het opleggen van enkele tuchtmaatregelen.
Het proefschrift is breder van opzet dan alleen de rol van notarissen in de oorlog. Het is een onderzoek naar de ontwikkelingen van het Nederlandse woonrecht in de wederopbouwperiode van 1945 tot 1955 en het rechtsherstel van onroerende goederen en huurrechten in Nederland na de Tweede Wereldoorlog. Al tijdens de oorlog onderkende de Nederlandse regering in Londen dat het noodzakelijk was regels vast te stellen om de roof van goederen door de bezetter en diens handlangers ongedaan te maken.
Voor wat betreft vermogensrechtelijke betrekkingen voorzag daarin het Koninklijk Besluit E 100 van 17 september 1944. Krachtens het besluit E 100 kreeg een Raad voor het Rechtsherstel de opdracht te onderzoeken of de onder dwang gewijzigde rechtsbetrekkingen weer in de oude staat gebracht moesten worden, als een belanghebbende daartoe een verzoek had ingediend. De link naar het volledige onderzoek vindt u hier onder.