
Het gerechtshof Amsterdam is buiten de rechtsstrijd van de partijen getreden door op eigen houtje de aftrek van voorbelasting op advocaatkosten op grond van het Besluit Uitsluiting Aftrek omzetbelasting (BUA) uit te sluiten.
Een bv heeft de rechtsbijstandskosten van een strafprocedure tegen haar bestuurder voor haar rekening genomen. De in rekening gebrachte btw heeft zij in aftrek gebracht. De inspecteur heeft die aftrek geweigerd. De rechtbank heeft de inspecteur gevolgd in zijn standpunt dat aftrek op grond van de wet niet mogelijk is.
Geen aftrek voorbelasting op grond van BUA?
Bij de rechtbank heeft de inspecteur zijn subsidiaire standpunt dat aftrek van voorbelasting op grond van het BUA moet worden uitgesloten uitdrukkelijk en ondubbelzinnig ingetrokken. Hof Amsterdam heeft echter geoordeeld dat volgens de aftrekbepaling in de Wet OB 1968 aftrek van voorbelasting wel is toegestaan. De bv heeft namelijk aannemelijk heeft gemaakt dat zij de diensten waarop de facturen zien mede heeft afgenomen ter bevordering van haar bedrijfsvoering, althans ter voorkoming van het afkalven van haar activiteiten en omzet.
Hoewel de inspecteur zich in hoger beroep niet heeft beroepen op het BUA, heeft het hof toch ambtshalve geoordeeld dat aftrek van de voorbelasting op grond van het BUA is uitgesloten. In cassatie klaagt de bv erover dat het hof met dit oordeel buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden.
Hof is buiten de rechtsstrijd van partijen getreden
De Hoge Raad stelt voorop dat de rechter bij de beslechting van een geschil gehouden is het recht ambtshalve toe te passen, ook indien op dat recht geen beroep wordt gedaan. Indien de rechter constateert dat de wettelijke bepalingen anders moeten worden toegepast dan partijen voor ogen staat, is hij gehouden die bepalingen juist toe te passen.
Dat geldt echter alleen indien en voor zover de tussen partijen vaststaande feiten daartoe dwingen. In die situatie treedt de rechter niet buiten de rechtsstrijd van partijen. In dit geding doet deze situatie zich echter niet voor. Het hof is namelijk uit eigen beweging de voor toepassing van het BUA benodigde feiten gaan vaststellen en heeft, uitgaande van die feiten, op grond van het BUA geoordeeld dat de gevraagde aftrek moet worden geweigerd. Aldus is het hof buiten de rechtsstrijd van partijen getreden.
Aftrek van voorbelasting
De Hoge Raad vernietigt de hofuitspraak en doet zelf de zaak af. Omdat bij toepassing van art. 15 lid 1 Wet OB 1968 daarover geen geschil bestaat, kent de Hoge Raad de aanspraak op aftrek van voorbelasting toe. Verder kent de Hoge Raad belanghebbende proceskostenvergoedingen toe voor bezwaar, beroep, hoger beroep en cassatie.
Wet: art. 8:69, tweede lid Awb en art. 15, eerste lid, onderdeel a Wet OB 1968
Bron: Hoge Raad 11 april 2025, ECLI:NL:HR:2025:544, 22/02571
Dit artikel is eerder gepubliceerd op Taxence.nl