We vroegen professor Hans den Tonkelaar – vice-president van de Rechtbank Arnhem en bijzonder hoogleraar Rechtspraak aan de Radboud Universiteit Nijmegen – het onlangs uitgelekte feitenrelaas van de Raad voor de rechtspraak in de zaak rechter Westenberg tegen het licht te houden. Hij oordeelt genuanceerd over zijn voormalige collega, maar is tegelijk gedecideerd: Westenberg had zijns inziens niet moeten dagvaarden, en er zijn veel communicatiestoornissen geweest. “Er is in de Chipsol-zaak zoveel stampei gemaakt, je moet je dan juist als rechter een beetje rustig houden.”
Den Tonkelaar maakt bij aanvang van het gesprek duidelijk dat hij geen oordeel zal geven over de vraag of er nu wel of niet gebeld is door Westenberg. “De feitenrechter heeft daarover geoordeeld, en het is duidelijk dat het publiek daaruit de conclusie heeft getrokken dat Westenberg heeft gelogen, ook al staat dat niet met zoveel woorden in het arrest van het Hof Amsterdam. Maar: ik ben er zelf niet bij geweest, en kan en wil dus geen oordeel geven over de vraag of Westenberg zich de telefoontjes al dan niet herinnerde.”
De hoogleraar en rechter doet wel uitspraken over de gevolgde procedure en de zijns inziens onjuiste tactische overwegingen van Westenberg. Om met dat laatste te beginnen: volgens Den Tonkelaar had Westenberg advocaat Hugo Smit, auteur Micha Kat en Memory Productions niet moeten dagvaarden. “Ik vind zelf niet zo snel dat het aanzien van de rechtspraak wordt geschaad. In kleine én grote kring wordt er nogal eens schamper gedaan over de rechtspraak of rechters, maar meestal ebt dat snel weer weg. Als je dagvaardt, dan weet je zeker dat de zaak lang in de aandacht blijft.”
Westenberg had op een andere manier kunnen reageren, stelt Den Tonkelaar. “Hij had zelf na publicatie van het boek de publiciteit kunnen zoeken, en de aantijgingen kunnen weerleggen. Je kunt reageren in de vakpers, een interview geven aan de krant of zelfs bij Nova gaan zitten. Had Westenberg dat gedaan, dan was de bewering in het boek snel naar de achtergrond verdwenen. Bovendien: er is in de Chipsol-zaak zoveel stampei gemaakt, je moet je dan juist als rechter een beetje rustig houden.”
Procedure
Over de gevolgde procedure, waarbij Westenberg eerst de dagvaarding uitbracht en later ook ook hoger beroep instelde zonder dat de Raad voor de rechtspraak daarvan op de hoogte was, zegt Den Tonkelaar dat er duidelijk sprake is geweest van “communicatiestoornissen”. “Dat had anders gemoeten.”
Het is echter op dit punt dat Den Tonkelaar ook nuanceert. “Uit het feitenrelaas wordt duidelijk dat Westenberg eerst heeft gedagvaard, en dat pas later de vraag is opgekomen of de Raad voor de rechtspraak de kosten voor rechtsbijstand zou financieren. Voor Westenberg is de vraag naar de financiering eerst kennelijk helemaal niet van belang geweest. En dat brengt mij op een andere kwestie: het gerechtsbestuur van de rechtbank Den Haag is in eerste instantie, zo blijkt uit het feitenrelaas, met medeweten van de juridisch adviseur van de Raad voor de rechtspraak tot het oordeel gekomen dat de zaak van Westenberg steun verdiende, omdat het aanzien van de Haagse rechtbank en de Nederlandse rechtspraak geschaad zou zijn. Dat besluit is in kennelijke vrijheid genomen, omdat men toen nog niet eens wist dat de dagvaarding al de deur uit was.”
Foto: Tessa den Tonkelaar