Een deken die vertrouwelijke correspondentie opvraagt tussen een advocaat en diens cliënt, maakt geen misbruik van zijn bevoegdheden. Dat heeft de rechtbank Overijssel donderdag bepaald in een kort geding aangespannen door een familie uit Borne tegen deken Luttikhuis (Orde van Advocaten Overijssel) en de twee advocaten bij wie hij correspondentie heeft opgevraagd. Het was de eerste keer dat het dekentoezicht ter discussie stond in een kort geding.
Door Joris Rietbroek
De eisers – de familie Katgert – zijn al jaren verwikkeld in een juridische strijd met de gemeente Borne. Zij lieten een woning bouwen op een terrein dat niet veel later de bestemming van bedrijventerrein kreeg. De familie claimt onrechtmatig te zijn ‘wegbestemd’ en vordert enkele miljoenen schadevergoeding van de gemeente Borne.
Tot voor kort vertegenwoordigden advocaten Stefan Kukolja en Mark Wullink de familie. Zij raakten op hun beurt verwikkeld in een conflict met de vorige deken, Manning, die bij de burgemeester van Borne nadere informatie had opgevraagd omtrent diens klachten over de twee advocaten.
Eind maart 2017 werd Luttikhuis deken: hij vatte een schriftelijk antwoord van de burgemeester van 6 februari op als klacht tegen de advocaten. Hierop diende Luttikhuis een verzoek artikel 60c Advocatenwet in bij de Raad van Discipline om het kantoor van Kukolja en Wullink te mogen doorzoeken. De deken werd in juli dit jaar echter niet-ontvankelijk verklaard in dit verzoek.
Hierop vroeg deken Luttikhuis meerdere brieven en e-mails tussen de familie Katgert en de advocaten op. Wullink en Kukolja zagen zich genoodzaakt om mee te werken en lieten hun – inmiddels – ex-cliënten weten de gevraagde stukken te zullen verstrekken. Dit tot ongenoegen van de familie, die sprak van ‘disproportioneel toezicht’. Er volgde een kort geding met als eis een verbod op het delen van deze correspondentie: de deken zou hiermee misbruik maken van zijn bevoegdheid.
Ruime beoordelingsvrijheid
Dat is echter niet het geval, oordeelt de voorzieningenrechter nu, twee weken nadat het kort geding achter gesloten deuren was behandeld wegens de geheimhoudingsplicht van de deken en de advocaten. Het argument van de eisers dat het opvragen van de correspondentie wettelijke grondslag mist, volgt de rechter niet: de bevoegdheid van de deken om inlichtingen te vorderen ligt immers vast in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Daarbij is ‘de advocaat op grond van de voor hem geldende gedragsregels gehouden om bij een tuchtrechtelijk onderzoek […] alle gevraagde inlichtingen direct te verstrekken (Gedragsregel 37).’ Ook zijn medewerkingsplicht is vastgelegd in de Awb.
De deken zou volgens de eisers met name zijn bevoegdheid misbruiken omdat de aanleiding van de kwestie – de brief van de burgemeester – niet als tuchtklacht was bedoeld. Ook dit volgt de voorzieningenrechter niet, gelet op ‘de ruime mate van beoordelingsvrijheid die aan de Deken toekomt. Zoals [de deken] in de processtukken en ter zitting heeft betoogd, heeft hij in dit geval meer aanleiding om tot afgifte van de correspondentie te verzoeken dan alleen de brief van de (burgemeester van de) gemeente.’
Los daarvan staat het de deken vrij om op basis van zo’n brief, ook als die geen klacht bevat, onderzoek te doen. In dit geval heeft de deken niet onzorgvuldig gehandeld jegens advocaten Kukolja en Wullink en ‘valt ook niet in te zien dat met het opvragen van de correspondentie in de omstandigheden van dit geval de belangen van [eisers] worden geschaad’. En wat betreft die geheimhoudingsplicht inzake de correspondentie: ‘Op de correspondentie rust weliswaar de geheimhoudingsplicht van advocaten, maar de geheimhoudingsplicht van de advocaat geldt niet jegens de deken, terwijl de deken en zijn medewerkers eveneens verplicht zijn tot geheimhouding ten aanzien van al hetgeen waarvan zij uit hoofde van hun beroepsuitoefening kennis nemen.’ De eis van een verbod op het delen van de correspondentie wordt kortom afgewezen.
De beslissing van de Raad van Discipline tot niet-ontvankelijkheid van de deken in zijn artikel 60c-verzoek, brengt de voorzieningenrechter overigens niet tot een ander oordeel. De tuchtrechter wees dit verzoek namelijk vooral af omdat het een uiterst middel is, terwijl de deken nog andere mogelijkheden tot toezicht had. Daarbij hadden de advocaten hun medewerking aan een onderzoek inmiddels toegezegd.