Rechtbanken mogen zich bij het vaststellen van de zogeheten curatorenlijst een grote mate van beleidsvrijheid voorbehouden. Dat heeft het Gerechtshof Den Haag in hoger beroep beslist in een kort geding dat twee curatoren en hun advocatenkantoor hadden aangespannen nadat ze in november 2011 door de rechtbank Breda van die lijst waren verwijderd.
Volgens de gewezen curatoren heeft de rechtbank onrechtmatig gehandeld. Het besluit om hen van de lijst te verwijderen is ‘onzorgvuldig, slecht gemotiveerd en in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel’. ‘Op basis van de in 2008 en 2009 gehouden evaluatiegesprekken en het feit dat zij in 2009 op lijst waren gehandhaafd, mochten zij er op vertrouwen dat dit ook in 2011 het geval zou zijn. De criteria voor opname op de lijst waren immers niet kenbaar gewijzigd,’ aldus appellanten.
Ze wijzen er ook op dat de schrapping van de curatorenlijst dateert van 3 november 2011, terwijl de motivering van dat besluit dateert van 24 augustus 2012. ‘De beleidsvrijheid van (het insolventieteam) van de rechtbank Breda reikt niet zover, dat het beleid van het ene moment op het andere en zonder daaraan voorafgaande berichtgeving kan worden aangepast en dat op basis daarvan beslissingen kunnen worden genomen, terwijl deze pas (veel) later (behoorlijk) worden gemotiveerd.’
Het hof stelt in navolging van de voorzieningenrechter dat voor rechterlijk ingrijpen op dit punt pas plaats is als ‘geoordeeld moet worden dat het insolventieteam niet in redelijkheid tot de gewraakte beslissing heeft kunnen komen’. Daar is volgens het hof geen sprake van. ‘Zoals de rechtbank terecht heeft opgemerkt in haar brief van 14 december 2009 is het uitgangspunt dat de rechtbank in ieder faillissement die curator zal benoemen, die de rechtbank voor het betreffende faillissement het meest geschikt acht en dat er daarom ook geen recht bestaat op benoeming, ook niet indien een curator wel op de lijst is geplaatst en overigens aan alle voorwaarden voor benoeming voldoet. Het hof acht dit uitgangspunt, dat kennelijk (mede) aan de basis heeft gestaan van het door de rechtbank gevoerde beleid, niet onredelijk.’
Er was eerder gedoe over de curatorenlijsten. In 2010 werd een eenpits-curator door tussenkomst van de voorzieningenrechter terug op de lijst van curatoren gezet, nadat ze er door de rechters-commissarissen af was gehaald wegens gebrek aan vertrouwen. Volgens de voorzieningenrechter in die zaak moest er ‘een substantiële grond’ zijn voor een dergelijke stap, en die ontbrak.