Loyens & Loeff is tekort geschoten in de advisering over de door fiscale motieven ingegeven emigratie van Farm Frites-eigenaar Gerrit de Bruijne naar Curaçao. Maar laatstgenoemde heeft het kantoor ‘in zekere zin buiten spel gezet’ door zijn eigen gang te gaan tijdens de emigratieperiode. De rechtbank vindt dat De Bruijne daarom 70% van de schade moet dragen, en Loyens & Loeff 30%.
Dat blijkt uit een tot dusver onopgemerkt gebleven tussenvonnis van de rechtbank Rotterdam van half december 2018. De schade als gevolg van de mislukte emigratie naar Curaçao bedraagt volgens eiser en zijn kinderen 70 miljoen euro.
Oprichter Gerrit de Bruijne van het bedrijf Farm Frites verhuist in de jaren negentig van de vorige eeuw met zijn vrouw om fiscale redenen naar Curaçao. Zij willen er op die manier onder meer voor zorgen dat de financiële belangen van de kinderen in de onderneming veilig worden gesteld, mede gelet op veel lagere successierechten op het eiland.
Ze wonen er ongeveer twee jaar, maar krijgen bij terugkomst de Belastingdienst op hun dak. Volgens de Belastingdienst is de ‘duurzame band’ van eiser met Nederland blijven bestaan, onder meer omdat De Bruijne algemeen directeur is gebleven van Farm Frites, hij in zijn buitenlandse periode regelmatig in Nederland was en ook ‘tandarts en huisarts in Nederland heeft aangehouden’.
De rechtbank Rotterdam stelt nu in het zeer uitvoerige vonnis dat enerzijds Loeff Claes Verbeke (rechtsvoorganger van Loyens & Loeff) steken heeft laten vallen in de advisering van De Bruijne. Volgens de rechtbank is ‘de schade die eiser heeft geleden vanwege de mislukte emigratie, bestaande uit diverse belastingaanslagen, deels te wijten is aan het feit dat Loeff c.s. niet heeft gehandeld zoals een redelijk bekwaam en redelijk handelend belastingadviseur en advocaat – zeker van het kaliber van gedaagde 1 – betaamt, zodat Loeff c.s. daar aansprakelijk voor kan worden gehouden.’
Anderzijds opereerde de Bruijne eigenzinnig, waardoor het kantoor ‘niet tijdig heeft kunnen bijsturen’. ‘Het gegeven dat eiser zijn eigen gang is gegaan tijdens de emigratieperiode laat de rechtbank zwaar wegen en heeft als gevolg dat de schade, die het gevolg is van de mislukte emigratie, mede gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, grotendeels voor zijn rekening en risico dienen te komen.’
De rechtbank stelt dat De Bruijne 70% van de schade moet dragen, en Loyens & Loeff 30%. Daarbij geldt dat de aansprakelijkheid van de twee aangesproken advocaten – een partner en een ‘beginnend advocaat’– zich beperkt tot de partner. De beginnende advocaat heeft zijn werkzaamheden ‘uitgevoerd in opdracht en onder verantwoordelijkheid van’ de partner, en heeft daarom niet verwijtbaar gehandeld jegens eiser, aldus de rechtbank.