Een advocaat-stagiair zakt drie keer voor de toets informatie- en bewijsgaring, en wordt daarom door de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten geschrapt van het tableau. Terecht, stelt de Rechtbank Midden-Nederland. Schrapping is het gevolg van een dwingende bepaling in de Advocatenwet waarbij de Algemene Raad ‘geen beleidsvrijheid heeft’.
Volgens de stagiair had de Algemene Raad ‘persoonlijke omstandigheden’ van de verzoeker moeten meewegen. Verder had de Algemene Raad met het besluit moeten wachten tot de bezwaarprocedure tegen het examenresultaat was afgerond en op het verzoek om toepassing van de hardheidsclausule (afwijken in gevallen waarin toepassing zou leiden tot een ‘onbillijkheid van overwegende aard’) was beslist.
Volgens de voorzieningenrechter is dat niet het geval. ‘Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verweerder artikel 8c, derde lid, van de Advocatenwet op de juiste wijze toegepast. Het is een dwingende bepaling waarbij verweerder geen beleidsvrijheid heeft. Nu verzoeker drie jaar voorwaardelijk op het tableau ingeschreven heeft gestaan, zonder dat hij zijn examen met gunstig gevolg heeft afgelegd, is verweerder gehouden verzoeker te schrappen.’
Voor zover de stagiair meent dat de Algemene Raad het besluit had kunnen uitstellen, heeft de Algemene Raad zich volgens de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dit wetsartikel consequent moet worden toegepast. ‘Uitstellen van de beslisdatum zou in strijd zijn met rechtszekerheid en gelijkheid en willekeur in de hand werken. Voor het nemen van het besluit hoefde verweerder daarom niet te wachten op de (onherroepelijke) uitkomst van andere procedures.’
Over de hardheidsclausule merkt de voorzieningenrechter op dat de Algemene Raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van toepassing. ‘De uitleg van verweerder dat de hardheidsclausule restrictief wordt toegepast en dat met name wordt bekeken of er sprake is geweest van reële toetsmomenten, is niet onredelijk. Verweerder heeft (…) toegelicht dat hij dit doet om de kwaliteit van advocaten te waarborgen.’