De raadkamer van de Rechtbank Gelderland heeft een declaratie voor de rechtsbijstand aan een politieagente gematigd van 33.000 naar 10.000 euro. ‘Van een juridisch complexe zaak is niet gebleken’, aldus de rechter. De declaratie is van Sjocröna Van Stigt, dat eerder in opspraak raakte om een declaratie van bijna anderhalve ton voor de bijstand aan een agent.
Sjocröna Van Stigt is een van de advocatenkantoren in de zogenoemde advocatenpoule van de Nationale Politie, waarin twintig advocaten gespecialiseerd in rechtsbijstand aan politieagenten zitten. Het kantoor en advocaat Caroline de Sitter oogstten begin 2018 forse kritiek van andere advocaten vanwege een declaratie van ruim 144.000 euro voor de bijstand aan een politieagent die werd verdacht van mishandeling. Het Gerechtshof Den Haag wees deze declaratie toen toe.
De raadkamer van de Rechtbank Gelderland is in dit geval kritisch op twintig declaraties ter waarde van ruim 33.000 euro voor 93 uur rechtsbijstand aan een politieagente. Zij had het verzoek om vergoeding van de advocaatkosten ingediend. De agente werd verdacht van doorrijden na een aanrijding (‘verlaten plaats verkeersongeval’) en valsheid in geschrifte op een schadeformulier. De zaak werd uiteindelijk in augustus 2018 geseponeerd.
De raadkamer zet niet zozeer vraagtekens bij het gehanteerde uurtarief van 299 euro – voor 82 van de 93 uren –, maar wel bij de ‘omvangrijke tijdsbesteding’ aan deze zaak. ‘Anders dan in de raadkamer door de raadsvrouw is betoogd, is van een juridisch complexe zaak niet gebleken.’ aldus de beschikking van 31 januari, die een urenspecificatie bevat.
Het eindproces-verbaal was namelijk beperkt van omvang en overzichtelijk, en de juridische problematiek was eenvoudig. Het feit dat niet een burger, maar een politieagent werd verdacht, maakt dit voor de raadkamer nauwelijks anders. ‘Daarbij komt dat het uurtarief van mr. De Sitter gezien mag worden als het tarief van een ervaren advocaat. Bij hantering van een dergelijk uurtarief mag van een advocaat een aanmerkelijk kortere tijdsbesteding worden verwacht dan van een onervaren advocaat met een lager uurtarief.’
Verder noemt de rechter het onduidelijk waarom bestudering van een betrekkelijk eenvoudig strafdossier negen uur heeft moeten duren. ‘Eveneens is onduidelijk welke werkzaamheden zijn verricht in het kader van de voorbereiding OM-hoorzitting (circa vijf uur), terwijl daarnaast nog meerdere uren worden gedeclareerd voor het opstellen van de pleitnota, het voorbereiden van verzoekster op het verhoor, de OM-hoorzitting zelf en het nabespreken van de zitting met verzoekster. Onduidelijk is ook waarom een tijdsbesteding van 21 uur voor het opstellen van processtukken gerechtvaardigd is en waarom 12 uur aan dossiernotities in redelijkheid van belang zijn geweest voor de rechtsbijstand van verzoekster.’
De declaratie van het advocatenkantoor is daarom ‘geen deugdelijke basis’ voor de toekenning van de gevraagde vergoeding voor de kosten van rechtsbijstand, stelt de rechter, die de vergoeding vaststelt op 10.000 euro. ‘Dit komt neer op circa 25 declarabele uren […]. Daarbij is naar het oordeel van de raadkamer voldoende rekening gehouden met de extra werkzaamheden die door de raadsvrouw zijn verricht.’