Een getuige die in een eerder stadium heeft gesproken met de bedrijfsjurist, zijnde een advocaat in dienstbetrekking, kan zich niet beroepen op een afgeleid verschoningsrecht. En nu we toch bezig zijn: de advocaat in loondienst zelf heeft ook geen verschoningsrecht ten aanzien van interne communicatie. Dat heeft de rechtbank Groningen vorige week woensdag bepaald. Het NGB studeert op een reactie.
Tijdens een meeting bij Delta NV (energie, infra- en milieudiensten en digitale services) in augustus waren twee leden van de directie aanwezig, een manager Strategic Decision Support, een bedrijfsjurist (een advocaat in dienstbetrekking) en de getuige. Die laatste verklaart tijdens een voortgezet getuigenverhoor over hetgeen de directieleden en de manager tijdens die meeting hebben gezegd, maar weigert dat te doen ten aanzien van uitlatingen van de advocaat in dienstbetrekking.
De stelling is dat aan de getuige een afgeleid verschoningsrecht toekomt, omdat het een gesprek betrof tussen Delta en haar advocaat. De rechter die het getuigenverhoor afneemt, verwijst de zaak door naar de meervoudige kamer. Die stelt nu (link) dat aan de getuige geen afgeleid verschoningsrecht toekomt, en meer in het algemeen dat aan de advocaat in dienstbetrekking zelf ook geen verschoningsrecht toekomst voor wat betreft de communicatie met zijn cliënt.
De rechtbank verwijst naar de Akzo-zaak, waarin het Europese Hof van Justitie stelde dat onafhankelijkheid van de advocaat in dienstbetrekking niet voldoende gewaarborgd is, omdat hij nu eenmaal in loondienst is van het bedrijf. “Het Akzo-arrest is gegeven in een (Europese) mededingingszaak, maar die context wijkt niet zozeer af van die van een (Nederlandse) civiele procedure, dat de overwegingen van het Hof thans niet alleszins relevant zijn. Met overneming van de argumentatie van het Hof van Justitie oordeelt de rechtbank dat aan een advocaat in loondienst voor wat betreft de communicatie met zijn cliënt, het bedrijf waar hij werkt, niet het privilege van het verschoningsrecht toekomt,” aldus de rechtbank.
“Onmogelijke opgave”
Daarna volgt nog een opmerkelijke passage ten overvloede over de “onmogelijke” positie waarin de rechtbank terecht zou komen als de advocaat in loondienst wél verschoningsrecht zou toekomen. “Het vorenstaande oordeel maakt dat de rechtbank ontslagen is van de verplichting een vrijwel onmogelijke opgave uit te voeren, namelijk om wat betreft de gedragingen van de advocaat in loondienst een tweedeling te maken tussen hetgeen hij ‘als bedrijfsjurist’ en hetgeen hij ‘als advocaat’ ondernomen, gehoord en gezegd heeft.”
De uitspraak wordt overigens niet uitvoerbaar bij voorbaat verklaard, vanwege het principiële karakter. Mocht de rechter in hoger beroep anders beslissen, dan kan “het reeds uitgevoerd zijn van de beslissing van de rechtbank niet ongedaan worden gemaakt,” aldus de rechtbank. De advocaat van Delta, Matthijs Nieuwveld van NautaDutilh in Rotterdam, kan desgevraagd nog niet zeggen of Delta inderdaad in hoger beroep gaat.
Doke Sweere van de werkgroep Advocaat in dienstbetrekking van het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen laat weten dat er intern wordt gesproken over de uitspraak. Mogelijk volgt later deze week een reactie van het NGB.
Wat vindt u van de beschikking? Discussieer mee op LinkedIn, groep Dutchlawyers