De rechtbank Amsterdam heeft in december 2017 beslist dat de Raad voor Rechtsbijstand een afwijzend besluit over een aanvraag om vergoeding van extra uren van een waarnemende advocaat onvoldoende heeft gemotiveerd. De Raad moet daarom binnen zes weken een nieuw besluit nemen, en daarbij expliciet ingaan op de door de eiser – advocaat Sidney Smeets van Spong Advocaten – opgegeven redenen voor de waarneming.
Smeets stond een vrouw bij in een strafzaak. De ‘specifieke aard en de omstandigheden van de rechtszaak’ maken dat de vrouw ‘te allen tijde van bijstand moet kunnen worden voorzien’. Smeets heeft echter andere verplichtingen, waaronder een rechtszaak in Thailand en een optreden als spreker op een congres. Om die reden wijst hij kantoorgenoot Vis aanwijst als achtervang. Uiteindelijk werkt Vis meer uren aan de zaak dan Smeets zelf.
De Raad voor de Rechtsbijstand stelt zich op het standpunt dat ‘feitelijk met twee advocaten aan de rechtszaak is gewerkt en dat daarvoor nu juist geen voorafgaande toestemming bestond’. Gelet op de inrichting van de urenspecificatie kan niet gesproken worden van waarneming, aldus de Raad.
Deze motivering is volgens de rechtbank Amsterdam ‘te beperkt’. ‘Eiser heeft in zijn bezwaarschrift aangegeven op welke data de heer Vis voor hem heeft waargenomen en wat daarvan de reden was. (…) Het enkele argument van verweerder dat de heer Vis een substantieel deel van de zaak voor zijn rekening heeft genomen, biedt onvoldoende ondersteuning voor de conclusie dat geen sprake kan zijn van waarneming.’
De door Smeets opgegeven redenen voor waarneming zijn werkgerelateerd, en de Raad voor Rechtsbijstand heeft onvoldoende aangegeven waarom die niet als ‘zwaarwegend’ kunnen worden aangemerkt. Er zal daarom een nieuw besluit moeten komen, ‘met inachtneming van deze uitspraak’.