Het openbaar maken van de namen van advocaten die werkzaam zijn in het vreemdelingenrecht in combinatie met de hoeveelheid zaken die ze doen is enerzijds een ‘ontoelaatbare inbreuk op de persoonlijke levenssfeer’. Anderzijds heeft de Raad voor Rechtsbijstand ‘onvoldoende gemotiveerd’ waarom gevraagde documenten niet openbaar gemaakt zouden kunnen worden na anonimisering en het verwijderen van tot personen herleidbare informatie. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak op 5 oktober beslist.
De appellant in deze zaak wil door middel van de Wob-verzoeken inzicht krijgen in ‘de vermoedens van fraude door advocaten in asiel- en vreemdelingenzaken en de in dat kader gedane meldingen bij de deken van de orde van advocaten, gedane aangiftes bij het openbaar ministerie en doorhalingen van de inschrijving van advocaten’. Volgens appellant gaat het in het vreemdelingenrecht om een ‘zeer kwetsbare groep mensen die extreem afhankelijk is van een goed werkende asielketen’.
De rechtbank Amsterdam oordeelde dat de Raad voor Rechtsbijstand bij het afwijzen van het verzoek tot openbaarmaking van de namen van de advocaten teveel gewicht heeft toegekend aan de privacy, maar dat is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State niet terecht. ‘De raad voor rechtsbijstand heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat openbaarmaking van deze gegevens (onder meer over het met de toevoegingen gegenereerde inkomen van de advocaat, red.) een ontoelaatbare inbreuk vormt op de persoonlijke levenssfeer van de desbetreffende advocaten,’ aldus de Afdeling.
Daarmee is de kous niet af, want de Afdeling is tevens van mening dat het verwijderen van tot personen herleidbare informatie wel degelijk soelaas kan bieden. ‘De algehele weigering van deze documenten verdraagt zich niet met het uitgangspunt van de Wob, te weten openbaarheid. (…) De raad heeft niet toereikend gemotiveerd waarom het niet mogelijk is met het weglakken van tot individuele cliënten en advocaten herleidbare informatie, zoals hun namen en kantoornamen, inzicht te geven in de aard en resultaten van de onderzoeken van de raad naar misstanden in de asielketen door advocaten.’
Het argument van de raad voor rechtsbijstand dat de controletaak – mede gebaseerd op vrijwillig door advocaten verstrekte informatie in het high trust-systeem – in gevaar komt door openbaarmaking van onderzoeksgegevens, wordt door de Afdeling verworpen. ‘De raad is niet louter afhankelijk van vrijwillig gegeven informatie door advocaten. De raad heeft weliswaar gesteld dat het sluiten van een high trust convenant de controletaak eenvoudiger maakt maar dit onvoldoende gemotiveerd door niet aan te geven welke informatie hij ondanks het gesloten convenant niet meer krijgt of zal krijgen indien deze in een later stadium openbaar moet worden gemaakt en dat daardoor haar controletaak ernstig wordt bemoeilijkt.’
De Raad voor Rechtsbijstand moet nu een nieuwe beslissing nemen. Met het oog op een ‘efficiënte afdoening’ kan daarna enkel hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak.