Het hele bruto-inkomen van een advocaat is bepalend voor de te betalen bijdrage aan de Nederlandse Orde van Advocaten, en niet enkel de inkomsten die samenhangen met de advocatuur. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 20 juni beslist. Het moeten verstrekken van het bruto-inkomen vormt bovendien geen inbreuk op de persoonlijke levenssfeer.
De advocaat in deze zaak wil niet de volle mep – 790 euro – aan hoofdelijke omslag betalen, maar in aanmerking komen voor het lagere tarief. Hij weigert echter een afschrift van de aangifte inkomstenbelasting te verstrekken, of een verklaring van een registeraccountant. De Algemene Raad van de Orde gaat daarom niet in op zijn verzoek.
De Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State geeft de Algemene Raad van de Orde gelijk. Daartoe overweegt de Afdeling dat in de tekst van de betreffende verordening in algemene zin melding wordt gemaakt van bruto-inkomen uit arbeid. ‘Daaruit volgt niet dat onder bruto-inkomen wordt verstaan het bruto-inkomen dat samenhangt met de advocatuur,’ stelt de Afdeling.
Ook is er geen onevenredige inmenging in de persoonlijke levenssfeer van de advocaat. ‘De inmenging in de persoonlijke levenssfeer is, zoals uit de overwegingen 5.1 tot en met 5.3 volgt, bij wet voorzien. Verder is de inmenging noodzakelijk in een democratische samenleving in het belang van het economisch welzijn van het land.’
Bovendien kan worden volstaan met het overleggen van een verklaring van een registeraccountant als het overleggen van een volledige aangifte inkomstenbelasting bezwaarlijk is. ‘Ter zitting van de Afdeling heeft de Algemene Raad daaraan toegevoegd dat gegevens die niet op het bruto-inkomen zien en die voor de draagkrachtbeoordeling niet van belang zijn, kunnen worden weggelakt. Daarmee gaat de inmenging in de persoonlijke levenssfeer niet verder dan noodzakelijk,’ aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.