Het in de Advocatenwet geregelde toezicht op advocaten en de openbaarmaking van tuchtrechtelijke maatregelen is van dien aard ‘dat het dient te worden aangemerkt als een bijzondere openbaarmakingsregeling met een uitputtend karakter’. Openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaar bestuur is daarmee niet verenigbaar, aldus de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in een uitspraak van 15 maart.
Door Lucien Wopereis
De appellante in deze zaak verzoekt de Overijsselse deken om openbaarmaking van een onderzoeksrapport over een individuele advocaat, een onderzoekrapport over een advocatenkantoor en een onderzoek naar het functioneren van een advocatenkantoor sinds maart 1998. Over de achtergrond van de Wob-verzoeken of de appellante staat in de uitspraak verder niets vermeld.
Zoals de afdeling ‘meermalen heeft overwogen’ wijkt de Wob als algemene openbaarmakingsregeling voor bijzondere regelingen. Die moeten zijn vastgelegd in een formele wet, en de bijzondere regeling moet uitputtend van aard zijn. Daarvan is bij de Advocatenwet volgens de Afdeling bestuursrechtspraak sprake. ‘De wetgever heeft voorzien in een gedifferentieerd openbaarmakingregime. Hiermee wordt bereikt dat de openbaarmaking van persoonsgegevens van advocaten niet verder gaat dan noodzakelijk is voor de bescherming van de belangen van derden en een zuiverende werking binnen de beroepsgroep.’
In beginsel zijn als gevolg van dit regime alleen onherroepelijke zware tuchtrechtmaatregelen jegens advocaten openbaar, te weten schorsing om de uitoefening van de praktijk voor maximaal een jaar en schrapping van het tableau. De wetgever heeft het disproportioneel geacht om lichtere tuchtrechtelijke maatregelen voor eenieder openbaar te maken, aldus de Afdeling.
Ander argument is dat sinds 2015 in de Advocatenwet een ‘afgeleide geheimhoudingsplicht’ voor de deken is vastgelegd. ‘In het kader van zijn toezichthoudende taak naar aanleiding van een klacht kan onder de Deken informatie komen te berusten waarop de geheimhoudingsplicht van de advocaat van toepassing is. Indien op deze informatie de Wob van toepassing zou zijn, zou dat ertoe kunnen leiden dat informatie die onder de geheimhoudingsplicht valt voor een ieder openbaar zou moeten worden gemaakt. Daarmee zou afbreuk worden gedaan aan de goede werking van de Advocatenwet.’
Klik hier voor de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak