De aanstaande nieuwe algemeen secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten, Raffi van den Berg, vindt korte lijnen met het ministerie wenselijk, “maar op bepaalde dossiers mag je het best gruwelijk oneens zijn”. Algemeen deken Jan Loorbach. “Ze heeft duidelijk nagedacht over de rol van de advocatuur als tegenwicht ten opzichte van andere onderdelen van ons systeem.”
Je kunt natuurlijk naar haar indrukwekkende trackrecord kijken, en dat is ook gebeurd. Maar het gaat om de persoon, vindt landelijk deken Jan Loorbach. “Raffi maakt een zeer betrokken indruk waar het gaat om Nederland als rechtstatelijke organisatie en het evenwicht van machten daarin. Ze heeft duidelijk nagedacht over de rol van de advocatuur als tegenwicht ten opzichte van andere onderdelen van ons systeem; ze heeft er inhoudelijke ideeën over en stelt gerichte vragen. Maar behalve dat haar karakter prettig conceptueel is, vonden wij ook haar achtergrond interessant: niet zozeer van een manager van een organisatie met een man of vijftig, als wel van iemand die betrokken was bij projecten die vroegen om goed organisatorisch inzicht door er snel de juiste mensen bij te halen.”
Van den Berg werkt sinds begin 2000 op het Ministerie van Financiën als juridisch adviseur voor de politieke en bestuurlijke top op het terrein van toezicht, governance en wetgevingsaangelegenheden, in het bijzonder op het terrein van de financiële markten. Ze gaf er leiding aan de onderzoeken naar de neergang van de DSB Bank (Commissie Scheltema) en de afwikkeling rond de Icesave-crisis. Haar kennis op het gebied van financiële wetgeving zal goed van pas komen bij de invoering van nieuwe regelgeving voor derdengelden. Loorbach: “Als we naar één centraal systeem toe willen, dan zullen de geldstromen moeten worden georganiseerd op een manier die voldoet aan allerlei financiële wet- en regelgeving waar zij mee vertrouwd is.”
Een zwaar dossier is ongetwijfeld ook de reorganisatie van het toezicht op de advocatuur. Maar van de roep om méér toezicht en inbreuk op het verschoningsrecht – bijvoorbeeld door het BFT toegang te geven tot de dossiers van advocaten- zal Van den Berg waarschijnlijk niet wakker liggen. “Mijn persoonlijke ideeën daarover matchen wel zo’n beetje met wat ik opvang in de advocatuurlijke wandelgangen. Voor een groot deel is het beleid trouwens al uitgestippeld, met het rapport Docters Van Leeuwen. De positie van de advocatuur is iets om zuinig op te zijn, niet alleen uit oogpunt van de rechtstoegang, maar ook omdat de advocatuur bij uitstek de beroepsgroep is die de overheid en gesloten, logge instanties, scherp houdt. Dat kan alleen maar als je volstrekt onafhankelijk opereert. Daar wil ik me wel hard voor maken, en ook de boer voor op gaan.”
Anders dan haar voorganger Jan Suyver zal ze dus wellicht iets meer in het voetlicht treden. Van den Berg: “Ik kan me voorstellen dat ik op congressen en bijeenkomsten een verhaal houd over de advocatuur.”
Met elkaar doen
Korte lijntjes met de politieke top van het ministerie van Veiligheid en Justitie (Suyver was er voor hij bij de Orde kwam SG op het ministerie van Justitie) heeft zij nog niet, wel met de ambtenarij. “Ik heb Opstelten nog niet ontmoet. Voor de advocatuur zijn korte lijntjes wel wenselijk – het is een goed georganiseerd departement, men weet wat er politiek speelt, er zitten mensen met goede voelsprieten. Je mag het gruwelijk oneens zijn op bepaalde dossiers, maar de minister moet ook zijn verhaal kunnen houden in de Kamer. Tegelijkertijd moet hij ook doordrongen zijn van de onafhankelijkheid van de advocatuur.
Korte lijnen zijn daar heel belangrijk en behulpzaam bij, en onderling vertrouwen ook. Je moet het toch met elkaar doen.” Dat Van den Berg afkomstig is van Financiën en niet Justitie hoeft zeker geen nadeel te zijn, zegt Loorbach. “We zijn ontzettend blij met de manier waarop Jan Suyver de Orde heeft geleid. Maar met een frisse blik tegen een organisatie aankijken, is denk ik ook wel goed. Bewindslieden wisselen sowieso nogal snel, en met de mensen die we moeten kennen op het ministerie hebben we twee à drie keer per maand contact. Die relaties ontwikkelen snel genoeg. Het heeft ook wel wat om eens opnieuw te beginnen, en vers en nieuwsgierig naar elkaar te kijken.”
Geen borreltype
”Ze is gewoon een heel aardig mens,” zegt Matthijs Vermaat, sociaal advocaat in Amsterdam. Vermaat en Van den Berg kennen elkaar sinds 1997 van de Universiteit van Amsterdam, waar Van den Berg toen werkte als AIO. Ze deden samen jurisprudentieonderzoek naar de verschillen in toepassing door gemeenten van de Wet voorzieningen gehandicapten. Vermaat: “Ze kan goed hoofd- en bijzaken onderscheiden en zal je geen knollen voor citroenen verkopen. Ze is daadkrachtig, als ze iets afspreekt gebeurt het ook. En als ze het niet met je eens is, hoor je dat ook, niet met slaande deuren, maar met argumenten. Ze is gezellig, vertelt grappen, en ze weet precies wanneer ze haar mond moet houden. Maar het is volgens mij niet iemand die heel erg de borrels afwerkt.”
Over Van den Berg is in publieke bronnen weinig te vinden, behalve dat ze net de prestigieuze opleiding aan de NSOB is begonnen, en dat ze moeder is. Over haar privéleven wil Van den Berg niks kwijt. “Ik hou er niet zo van om als werkende moeder gepositioneerd te worden. Het lijkt een indirecte diskwalificatie, alsof het moederschap een verzachtende omstandigheid is. Je moet gewoon op je werk beoordeeld worden.”
Ook vindt ze een portret op Advocatie tamelijk voorbarig. “Waarom zou dat interessant zijn? ik ben maar een gewone grijze ambtenaar. Ik heb me nog helemaal niet bewezen in die functie. Het lijkt me leuker om over een jaar te kijken hoe ik het doe.”