De Franse nationale financiële toezichthouder mag niet zelfstandig bij advocaten onderzoeken of ze witwasregels overtreden. Dat onderzoek moet altijd plaatsvinden met tussenkomst van de deken. Dat heeft de hoogste Franse administratieve rechter, het Conseil d’Etat, op 10 april jongstleden bepaald. In Nederland is de situatie anders, stelt het Bureau financieel toezicht (Bft). Binnenkort start een proefproces, aldus de toezichthouder.
Volgens het Conseil d’Etat staat de geheimhoudingsplicht bij onderzoek naar de naleving van de anti-witwasregelgeving in de weg aan direct contact tussen de financiële toezichthouder en de advocaat. Ook stelt de hoogste Franse rechter dat het EU-lidstaten ‘within the framework of judicial activities and legal advice’ niet vrij staat om de geheimhoudingsplicht van advocaten respecteren, maar dat ze daartoe verplicht zijn.
De koepelorganisatie van Europese balies, de CCBE, is zeer tevreden over de uitspraak van het Conseil d’Etat. “Wij verwelkomen het feit dat nationale rechters de toepasselijke wetgeving in onderlinge harmonie toepassen, en dat die rechters zich bij de preventie van witwassen laten leiden door fundamentele rechten.” De CCBE beklaagt zich erover dat het Europese Parlement eerder niet gevoelig bleek voor dit argument.
Het Nederlandse Bureau financieel toezicht (Bft) stelt dat het onderzoek naar de naleving van de Wid en Wet MOT zonder tussenkomst van de deken kan verrichten. Volgens directeur Folkert Winkel voorziet de toepasselijke Algemene wet bestuursrecht niet in aanwezigheid van de deken. Een “binnenkort” te starten proefproces zal volgens Winkel duidelijk maken of de rechter deze redenering volgt. De directeur wil verder niets kwijt over het proefproces.
Bepalen rechtspositie
Het kabinet heeft intussen meer duidelijkheid geboden over de omvang van het beroepsgeheim. In de nota naar aanleiding van het verslag van de nieuwe Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme – de opvolger van de Wid en Wet MOT – stellen minister Bos van Financiën en minister Hirsch Ballin van Justitie dat de verplichtingen uit de wet niet gelden voor advocaten, belastingadviseurs en notarissen “voor zover deze voor een cliënt werkzaamheden verrichten betreffende de bepaling van diens rechtspositie, diens vertegenwoordiging en verdediging in rechte, het geven van advies voor, tijdens en na een rechtsgeding of het geven van advies over het instellen of vermijden van een rechtsgeding”. De genoemde beroepsgroepen “vallen alleen onder het voorstel voor zover zij specifieke werkzaamheden, zoals het assisteren bij de aan- en verkoop van onroerend goed of het oprichten van vennootschappen, verrichten”.
Specifiek ten aanzien van notarissen stelt Hirsch Ballin in een andere brief – opgesteld naar aanleiding van de Rotterdamse hypotheekfraude – dat er wetgeving in voorbereiding is ‘die de notaris verplicht om de fiscus en het Openbaar Ministerie desgevraagd informatie te verschaffen over de financiële afwikkeling van transacties”.