De Hoge Raad krijgt in cassatie een strafzaak voorgelegd, maar de pleitnota van de advocaat in het hoger beroep bij het Hof ontbreekt. Navraag bij het Hof leert dat de nota ‘in het ongerede is geraakt’, en ook niet meer boven tafel zal komen. De Hoge Raad gaat er ‘veronderstellenderwijs’ van uit dat ‘de raadsman ter terechtzitting van het Hof heeft aangevoerd hetgeen in de toelichting van het middel is vermeld’.
De Hoge Raad volgt daarmee de conclusie van Advocaat-Generaal Bleichrodt. Die stelt vast dat over het ontbreken van de pleitnota in cassatie niet wordt geklaagd, maar dat een dergelijk verzuim ‘in beginsel dient te leiden tot nietigheid van het onderzoek en de naar aanleiding daarvan gedane uitspraak’. Door het onbreken van de pleitnota ‘valt immers niet na te gaan of, en zo ja welke verweren ter terechtzitting zijn gevoerd en of het daarbij gaat om standpunten die beantwoording behoeven’.
Daarna vraagt de Advocaat-Generaal zich af of de nietigheid ‘onontkoombaar’ is. Neen, luidt de conlcusie, met een verwijzing naar een arrest van het Hoge Raad uit 2015. Ook in die zaak was de pleitnota zoek, in dat geval als gevolg van digitalisering van het dossier. ‘De Hoge Raad oordeelde dat op grond van het voornoemde proces-verbaal moest worden aangenomen dat de raadsman van de verdachte overeenkomstig de inhoud van de door hem overgelegde pleitnota het woord had gevoerd en dat die pleitnota nadien in het ongerede was geraakt en niet meer ter beschikking zou komen. Gelet daarop ging de Hoge Raad er veronderstellenderwijs van uit dat de raadsman het in het middel bedoelde verweer had gevoerd.’
De strafzaak zelf had betrekking op een plofkraak. Het ingediende middel kan volgens de Hoge Raad niet tot cassatie leiden, eveneens overeenkomstig het advies van Advocaat-Generaal.