‘Ordeverstoring’ is het thema van het 14e lustrumcongres van de Jonge Balie in Den Haag. Iets meer dan honderd jonge – en oude – advocaten hebben zich verzameld. Dagvoorzitter Harro Knijff roept zijn collegae en confrères op om er een chaotische dag van te maken. “Dan is het geslaagd.” Ons oordeel: redelijk chaotisch, maar vooral met dank aan de oude(re) garde.
Door Juriaan Mensch
Na wat inleidende grappen van Knijff, is het tijd voor serieuze zaken. Hans Hofhuis was vorig jaar voorzitter van de adviescommissie verbreding kantonrechtspraak en differentiatie werkstromen. Hofhuis legt vooral uit waar het rapport de commissie, Ruim baan voor de burger, allemaal niet over gaat. “Het is geen bezuinigingsmaatregel. Onze voorstellen hebben geen financiële consequenties.”
Waar gaat het dan wel over? Over de kosten van de rechtspraak, de herindeling van de kantongerechten en het procesmonopolie van de advocatuur. Als lid van de rechterlijke macht is er ook zelfreflectie: “Rechters moeten deskundiger worden. Maar rechtspraak is ook iets universeels. Ik ben zelf geen superspecialist, maar dat betekent niet dat ik niet geschikt ben als rechter,” aldus Hofhuis.
Vermoeiende lustrumweek
Het is de laatste dag van de week van het 70-jarig bestaan van de Jonge Balie in Den Haag. Het is de hele week al feest, en dat merk je. Aanwezigen gapen of “luisteren” met ogen dicht naar Hofhuis’ inhoudelijkheden. Het is nog ook vroeg.
Maar dan wordt Knijffs’ wens – chaos – werkelijkheid. Volgens Hofhuis was er kritiek op zijn rapport, maar niet al te veel. Één “zeer negatieve brief” bereikte hem; die van de deken van Den Haag, Lineke Bruins. Ze stuurde Hofhuis een brief met de kop Ruim baan, voorzien van drie vraagtekens. Kritiek van dicht bij huis dus. Heel dichtbij zelfs, want de deken zit op de voorste rij. Een glaasje water wordt Hofhuis alvast aangereikt.
Hofhuis kraakt nog enkele kritische noten over de “proceslust” van sommige advocaten en hun vermogen om “je het bloed onder de nagels vandaan te halen.” Ook met de kwaliteit van de advocaat zit het volgens hem niet altijd snor.
Als de dagvoorzitter vraagt om reacties op het verhaal van Hofhuis, springt de Haagse deken direct op. Het enigszins ingedutte publiek gaat ervoor zitten. Bruins: “Ik vind het raar dat u mijn brief typeert als negatief. Hij is opbouwend bedoeld, kritisch.” Inhoudelijk gaat ze ook de strijd aan: “De commissie van Wijmen zegt dat het procesmonopolie van de advocaten een groot goed is. We moeten daar goed over discussiëren. Dat er koekenbakkers en krentenbollen in de advocatuur zitten, is niets nieuws. Als Orde van Advocaten werken we daaraan. We moeten niet het kind met het badwater weggooien.” Bruins geeft nog een trapje na: Ze haalt een recent krantenartikel uit het NRC aan. ‘Leek oordeelt net zo goed als rechter,’ luidde de kop. “U voelt zich aangesproken, meneer Hofhuis?”
Die krijgt enigszins geschrokken nog een kans tot weerwoord. “Laat het debat vooral gevoerd worden. Rechters kunnen niet tegen kritiek? Niet waar.” Zijn glas water is leeg, maar dat geeft niet, want Hofhuis krijgt als dank voor zijn bijdrage een kistje wijn mee naar huis.
Kernwaarde
Gelukkig voor Mies Westerveld, professor Sociale Rechtshulp aan de UvA, is de zaal inmiddels wakker. Ze is blij met het thema van het congres. “Een kernwaarde voor de advocaat moet dwarsigheid zijn,” betoogt ze. “Dwars, gekoppeld met gezond verstand.”
Westerveld hekelt de verschraling in de sociale advocatuur. Ze spreekt over het effect van de Harvardse rechtenstudie op idealisme. Een fraai Engels citaat wordt op de muur achter haar gebeamed. De strekking: “Een advocaat is geen echte advocaat als hij niet heeft geleerd geld te verdienen, te tellen, en hoe het uit de handen van de overheid te houden.”
Er zijn niet alleen jonkies vandaag. De voorste drie rijen worden bezet door grijze achterhoofden. Die protesteren tegen het door de professor geschetste beeld van een inhalige beroepsgroep. De prof gaat verder: “Mijn studenten luisteren wél braaf.” Het wordt pas stil als ze haar verhaal vervolgt met het verleden van de sociale advocatuur en daarbij horende dilemma’s: verkrachters, zijn die automatisch tegenpartij? Een Turk stuurt zijn dochter niet naar school, moet je die bijstaan?
De goede oude tijd maakt herinneringen los. Een advocaat uit de voorhoede verhaalt dat je als sociale advocaat in “mijn gouden begintijd”, 1978, een goede boterham had door je in te schrijven bij Bureau Rechtshulp. “Als je op de lijst stond kreeg je zo 5000 gulden als voorschot gestort, waar je niks voor hoefde te doen. Bij het grote kantoor waar ik zat werd iedereen ingeschreven, tot partners aan toe. Korthals Altes en Dutilh schoven hun zaken gewoon door.”
Knijff sluit weer af met bijtende humor: “Dank u zeer voor het heldere betoog. Voor de oudere leden was het een feest van herkenning. Vooral voor meneer Taekema, voormalig deken. Hij is de oudste aanwezige hier. Tenminste, zo ziet hij eruit.”
Rolmaniak
Na de lunch pakken de donkere wolken zich samen boven de luisteraars met de lezing van de vermakelijke onheilsprofeet Peter van Swaaij. Knijff kondigt hem aan als de ‘Koning van het Procuraat.’
Van Swaaij spreekt als een droogkomiek met zachte G over het naderende onheil dat de advocatuur te wachten staat op 1 september 2008. Dan gaat het procuraat overboord. Van Swaaij waarschuwt voor het omnummeren van de rolnummers van de 43.000 zaken. “Dat wordt een chaos. Niemand denkt er over na. Bistro, dat het Roljournaal brengt, maakt misbruik van haar gegevensmonopolie en praat met softwareontwikkelaars waar u straks van afhankelijk bent. En één september is een hele slechte dag, want dan komt iedereen net terug van vakantie,” aldus de zelfbenoemde rolmaniak.
“Onzin,” roept iemand uit het publiek als Van Swaaij beweert dat straks niemand anders dan de verantwoordelijke advocaat correspondeert met de rechtbank. Van Swaaij houdt, zwaaiend met wetboeken in de hand, voet bij stuk. “Ik zeg niet dat er geen oplossingen zijn. Ik zeg dat er niet over wordt nagedacht.”
Onafhankelijkheid in gevaar
Dan is het de beurt aan de éminence grise, professor Floris Bannier. Hij neemt de aanwezigen mee in de geschiedenis van ordeverstoringen. Terug naar ‘advocatenhater’ Napoleon en de rebellie van de Franse advocaten.
Bannier spreekt ook over de hedendaagse rebellie tegen ordeverstorende plannen van contemporaine staatssecretarissen, bijvoorbeeld ten aanzien van het tuchtrecht. “Tuchtrecht onder brengen bij de rechterlijke macht? Als je dat doet, dan knabbel je aan de onafhankelijkheid van de advocatuur. Het is een boude uitspraak, maar tuchtrecht onderbrengen bij de rechterlijke macht is een grove ordeverstoring.”
Als Bannier spreekt, durft niemand de orde te verstoren. Hij geeft aan dat hij aanvankelijk niet gecharmeerd was van het onderwerp, maar dat hij is bijgedraaid. Ordeverstoringen kunnen heilzaam zijn voor de advocatuur, een beroepsgroep die slechts een traag zelfcorrigerend vermogen heeft. “Advocaten wereldwijd hebben het ook te druk om zelfvernieuwend bezig te zijn.”