In de periode 2004-2014 is er in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand sprake van stijging van zowel de reële uitgaven (+15%) als het aantal toegekende toevoegingen (+22%). De laatste jaren dalen echter de reële uitgaven. Er is dan ook geen sprake van een van ‘ongebreidelde kostenstijging’, schrijft de commissie Duurzaam stelsel, de door de Orde van Advocaten ingestelde commissie onder voorzitterschap van hoogleraar Tom Barkhuyzen.
Na een lange periode van stijging van het beroep op de gefinancierde rechtsbijstand is er volgens de commissie de laatste jaren een daling waarneembaar. ‘Er lijkt sprake van een trendbreuk’, concludeert de commissie. ‘In de ontwikkeling van de uitgavenverplichtingen, louter voortvloeiend uit de toegekende reguliere toevoegingen, is 2011 het jaar van de omslag. In dit jaar dalen de uitgaven met zes procentpunt, vooral als gevolg van een daling in het aantal toevoegingen, maar deels ook als gevolg van een daling in de reële forfaitaire tarieven. In de jaren na 2011 stijgt aanvankelijk het aantal toevoegingen, maar vanwege de aanhoudend sterke daling in de reële forfaitaire tarieven (2012: -8,7%, 2013: -2,7% en 2014: -1,7%) blijven de reële uitgaven desondanks dalen. In 2014 slaat ook de groei in het aantal toevoegingen om in een daling.’
Tussen de verschillende rechtsgebieden bestaan belangrijke verschillen in de ontwikkeling van het beroep op gefinancierde rechtsbijstand, stelt de commissie. Tweederde deel van het beroep op gefinancierde rechtsbijstand houdt verband met strafrecht, personen- en familierecht en vreemdelingenrecht. Het aandeel van het laatstgenoemde rechtsgebied daalt overigens snel. In 2014 liggen de uitgaven van gefinancierde rechtsbijstand in vreemdelingenzaken ruim 29% lager dan in 2004.
De reële uitgaven van gefinancierde rechtsbijstand in het strafrecht nemen tot 2009 toe tot 27% boven het niveau van 2004. In de jaren daarna blijven de reële uitgaven min of meer op dat niveau. In 2014 liggen de uitgaven voor strafrechtelijke zaken reëel 28% boven het niveau in 2004. De daling van bijvoorbeeld het aantal aanhoudingen en van de criminaliteit in het algemeen wordt wel zichtbaar in het aantal ambtshalve strafrechtelijke toevoegingen; dat daalt. ‘Tegelijkertijd stijgt het aantal niet-ambtshalve toevoegingen en deze stijging is meer dan genoeg om de eerste daling te compenseren. Nader onderzoek is nodig om meer zicht te krijgen op de oorzaak achter deze ontwikkeling,’ aldus de commissie.
De meeste dynamiek zit in personen- en familierechtelijke zaken: tot in 2010 is er een sterke stijging tot ruim 40% boven het niveau van 2004. In de jaren daarna zet evenwel een sterke daling in tot in 2014 de reële uitgaven 12% hoger liggen dan het uitgangsniveau. Vooral in het laatste jaar is sprake van een sterke daling, ‘waarbij de verhoogde eigen bijdragen per 1 oktober 2013 wellicht een rol hebben gespeeld’. Ook hier is nader onderzoek naar de achterliggende oorzaken gewenst, stelt de commissie.
Samenvattend stelt de commissie vast dat er geen sprake is van een ‘ongebreidelde’ kostenstijging in het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. ‘Integendeel, de laatste jaren dalen de reële uitgaven. Het gaat hier om de uitgavenverplichtingen, die voortvloeien uit de toegekende reguliere toevoegingen. De daling begint in 2011 en is mede het gevolg van een reële daling van de tarieven van de vergoedingen voor de advocatuur. In 2012 en 2013 is er, ondanks een stijging in het volume van toevoegingen, een verdere afname in de uitgaven. Dit wordt veroorzaakt door de verdere daling in de reële forfaitaire tarieven; in 2012 met 8,7% en in 2013 met 2,7%. In 2014 dalen de reële tarieven voor het vierde jaar op rij en nu slaat ook de groei in het aantal toevoegingen om in een daling.’
Nog een tussenrapport
Ook de door het ministerie van Veiligheid en Justitie ingestelde Commissie onderzoek kostenstijging gesubsidieerde rechtsbijstand heeft maandag een tussenrapportage uitgebracht. Het onderzoek van die commissie – onder voorzitterschap van Aleid Wolfsen en met onder andere voormalig algemeen deken Jeroen Brouwer als lid – bevindt zich in de ‘verdiepende fase’. Er worden in de tussenrapportage nog weinig harde conclusies getrokken. Wel stelt de commissie alvast dat er bij de financiering van de gesubsidieerde rechtsbijstand sprake is van een ‘diffuus systeem’. De commissie ‘onderzoekt welk cijfermateriaal de werkelijke uitgaven zo nauwkeurig mogelijk benadert’. In het eindrapport komt de commissie hier op terug.
Ook het puntensysteem moet op de helling, stelt de commissie op voorhand. ‘Een veelgehoord geluid in de verkennende fase is niettemin dat de puntentoekenning die gebaseerd is op het rapport Fair forfaitair van de Commissie herijking vergoedingen rechtsbijstand (Commissie Maan) niet over de hele linie meer voldoet aan de huidige praktijk.’