De Orde van Advocaten ’s Hertogenbosch heeft naar het oordeel van het College voor de Rechten van de Mens (voorheen de Commissie Gelijke Behandeling) een verboden leeftijdsonderscheid gemaakt. De Raad van Toezicht in dat arrondissement weigerde een 74-jarige man die zich als advocaat wil vestigen de toestemming voor een buitenpatronaat. Bij dat besluit speelde de leeftijd van de man uitdrukkelijk een rol, volgens het College.
De man, geboren in 1938, rondde op zestigjarige leeftijd zijn rechtenstudie af en was daarna werkzaam als arbiter en rechter-plaatsvervanger. Hij wil zich nu graag vestigen als advocaat en moet daarom drie jaar stage lopen. Omdat hij dat buiten het kantoor van zijn patroon wil doen, vroeg hij toestemming tot een buitenpatronaat.
Die toestemming werd hem echter geweigerd. In het oordeel van het College is te lezen dat in een gesprek tussen de man, de beoogde buitenpatroon en de Raad van Toezicht van de plaatselijke Orde de vraag werd gesteld: ‘Wat bezielt iemand van 74 om nog advocaat te worden?’ In het besluit tot weigering schrijft de Raad bovendien dat hij ’twijfels heeft of verzoeker zich nog wel als beginnend advocaat/stagiair door de patroon laat aansturen, onder meer gezien het feit dat hij veel ouder is dan zijn beoogde patroon’. Ook schrijft de Raad dat het ‘een algemeen maatschappelijk aanvaard uitgangspunt is dat intreden als zij-instromer na het bereiken van het 70ste levensjaar niet gewenst is’.
Niet noodzakelijk
Het College constateert dat bij het besluit de leeftijd uitdrukkelijk een rol heeft gespeeld en dat dus sprake is van leeftijdsonderscheid. De vraag is vervolgens of het onderscheid ook verboden is, en het antwoord daarop is bevestigend. Want hoewel het doel van het onderscheid legitiem is en geen discriminerend oogmerk heeft – namelijk het bewaken van een goede kwaliteit van de dienstverlening – is het middel daartoe niet noodzakelijk, vindt het College. Het stellen van een leeftijdsgrens is niet nodig omdat de Orde al ‘instrumenten in handen heeft’ waarmee hij het doel kan bereiken.
Artikel 9b lid 3 van de Advocatenwet spreekt over de mogelijkheid tot het verlenen van een vrijstelling van de verplichting om tijdens de stage kantoor te houden bij de patroon, indien een behoorlijke praktijkuitoefening verzekerd is. Het artikel is bovendien verder uitgewerkt in het Reglement betreffende de stage en het patronaat, waarin bijzondere regels zijn gesteld ten aanzien van de buitenstage. Deze regels en waarborgen zijn volgens het College voldoende om de kwaliteit van de dienstverlening te bewaken.
Beroep gegrond
Op dezelfde dag dat de man in kwestie een verzoekschrift indiende bij het College voor de Rechten van de Mens, stelde hij administratief beroep in bij de Algemene Raad tegen het weigeren van de vrijstelling voor een buitenpatronaat. Die verklaarde dat beroep gegrond. Tegen die gegrondverklaring stelde de Raad van Toezicht op zijn beurt weer beroep in.
Op het moment dat het College oordeelde over het maken van leeftijdsonderscheid was op dat laatste beroep van de Raad nog niet beslist. Het is de vraag wat de Orde doet met het oordeel van het College. Lid van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten ’s Hertogenbosch Jos van der Wijst, die bij deze zaak betrokken was, reageert (nog) niet op verzoeken om commentaar. De 74-jarige man konden we helaas niet traceren (redactie@advocatie.nl, ook voor al uw andere tips!)