‘U liegt, en u was vast naakt onder uw toga.’ Altijd leuk natuurlijk, de (bevriende) advocaat van de wederpartij voor de gek houden op de voicemail. Totdat het grapje gierend escaleert als een van de partijen er lucht van krijgt en vervolgens boos naar de tuchtrechter stapt.
Een dag na de inhoudelijke behandeling van een zakelijk geschil bij de Ondernemingskamer van het Gerechtshof Amsterdam, laat de verweerder in deze tuchtzaak een niet te vriendelijk voicemailberichtje achter bij de advocaat van de wederpartij. Hij doet dit uit naam van een andere betrokken partij. Moet kunnen, zo’n grapje; de twee zijn immers al twintig jaar met elkaar bevriend, zo goed dat ze ook geregeld samen op vakantie gaan en dat hij ceremoniemeester was op de bruiloft van zijn vriend.
Die tuint er in eerste instantie met open ogen in: de volgende dag stuurt hij verweerder en een derde advocaat die optreedt in de zaak een e-mail over het ‘kwetsende en bedreigende’ voicemailbericht. ‘Hij meldde dat ik gisteren bij de Ondernemingskamer louter leugens zou hebben uitgesproken, hij zei zich voor te stellen dat ik geen kleding onder mijn toga zou dragen en dat “bloedsporen vanaf kniehoogte naar beneden lopen”.’ Als hij nog zo’n bericht krijgt, zal hij aangifte doen van belediging en bedreiging bij de Ondernemingskamer, waarschuwt hij.
Nog geen tien minuten later is het kwartje gevallen en mailt hij opnieuw: “Ik begrijp net dat ik slachtoffer ben geworden van een door mij onbegrepen grap, die bovendien voor mij op een ongelukkig moment kwam. U kunt mijn e-mail daarom als niet geschreven beschouwen. Ik wens u goede feestdagen.” De andere advocaat in dit verhaal leest dit pas later en heeft zijn cliënt dan al ingelicht over het zogenaamd dreigende voicemailtje. Deze cliënt wil wel eens weten wat er uit zijn naam gezegd is.
Het voicemailbericht zelf is dan al gewist, maar de cliënt vindt het hoe dan ook ‘ongehoord en zeer ongepast dat zijn naam is gebruikt voor een actie waarmee zijn naam doelbewust is misbruikt en beschadigd.’ Hij laat het er niet bij zitten en stapt naar de deken met zijn klacht over de grappenmaker, die een onnodig misverstand zou hebben laten ontstaan en zich onnodig grievend zou hebben uitgelaten. Verweerder heeft dan al schriftelijk zijn excuses gemaakt voor de ontstane consternatie.
Ludiek en absurdistisch
Bij de Raad van Discipline blijft hij erbij dat het slechts ging om een ‘ludiek en absurdistisch bedoeld bericht’ voor zijn vriend. Dat die het helemaal verkeerd opvatte – en deels verkeerd verstond: hij had eerder iets gezegd als “u was vast naakt onder uw toga’ en ‘maar dat kan niet want ik zag je broekspijpen’ –, was wel begrijpelijk: hij was kort ervoor in een ander dossier daadwerkelijk bedreigd. Toch had met de uitleg en excuses de kous wel af mogen zijn, vindt verweerder.
De Raad van Discipline vindt in een vorige week gepubliceerde beslissing wel dat de grap tuchtrechtelijk beoordeeld mag worden, omdat die voortvloeit uit de behandeling van het geschil waarbij de vrienden beide als advocaat optraden. Maar uiteindelijk is de betamelijkheidsnorm niet geschonden en heeft verweerder zich niet onnodig grievend uitgelaten, oordeelt de raad. ‘Het had verweerder wel gesierd als hij direct op 22 december 2017, nadat duidelijk was dat de advocaat van klagers op de hoogte was geraakt van het voicemailbericht, kenbaar had gemaakt dat hij degene was geweest die het voicemailbericht had achtergelaten en daarvoor zijn excuses had aangeboden.’
Tuchtrechtelijk verwijtbaar is dit allemaal echter niet: de klacht wordt ongegrond verklaard.