Het OM kreeg twee weken geleden flink op haar donder van de rechtbank Groningen. In een grootschalige fraudezaak tegen zes verdachten – waaronder een voormalige advocaat – heeft het OM jarenlang gebruik gemaakt van onterecht verkregen geheimhoudersmateriaal. Verschoningsrecht “ernstig geschonden”. OM niet-ontvankelijk.
In het zogeheten Hoefijzer-onderzoek richtte het Openbaar Ministerie (OM) haar pijlen aanvankelijk op negen man: er zou sprake zijn van witwassen en failissementsfraude. Verschillende ondernemingen zouden worden gebruikt om crimineel geld wit te wassen en door te sluizen naar het buitenland. Ook advocaat G. de Hoogd, die zich in juli 2007 van het tableau liet schrappen, was verdachte. Deze hield kantoor in Purmerend en trad op als raadsman voor ondernemingen. Tevens had hij belang in enkele van de B.V.’s.
In elk geval werd de advocaat vanwege zijn aandeelhoudersbelang in de bedrijven, tijdens het onderzoek niet gezien als geheimhouder, maar als ondernemer, besliste de toenmalig zaaksofficier van justitie. Verschoningsrecht geldt pas als de advocaat daadwerkelijk als advocaat optrad, vond deze. Het opsporingsteam werd aldus geïnstrueerd door de officier.
Op eigen houtje
En daar begon de ellende. Justitie tapte, en deed invallen in 2006 en 2007. De FIOD-ECD confisqueerde bankgegevens van negen derdengeldrekeningen van kantoren waar De Hoogd ooit werkzaam was. De betrokken rechter-commissaris en de deken werden niet ingelicht door de op eigen houtje handelende officier. Verder voegde het OM getapte geheimhoudersgesprekken met de advocaat toe aan het strafdossier, en werden onbewust geheimhoudersstukken in beslag genomen.
De officier leed, toen hij in maart van dit jaar ter zitting als getuige werd gehoord, aan geheugenverlies. Hij had destijds wel met de deken gesproken, maar welke deken dat was, wat er werd besproken en wanneer, dat was hij vergeten. Ook wist hij niet meer wat hij met de rechter-commissaris besprak. Verder vroeg hij geen toestemming aan de parketleiding voor bijzondere opsporingsmethoden.
Wat vond de rechter van deze werkwijze van het OM? Niet veel soeps. Derdengeldrekeningen vallen (deels) onder het verschoningsrecht, besliste de Hoge Raad al eens. De verdachte advocaat De Hoogd was, zoals benodigd, geen toestemming gevraagd voor inzage in stukken en rekeningen. Ook de deken wist van niks. Doorbreken van het verschoningsrecht mag alleen bij verdenking van “ernstige misdrijven” en bijzondere omstandigheden. Die ontbraken in deze zaak, aldus de rechtbank Groningen.
De rechter vindt dat het oneigenlijk verkregen geheimhoudersmateriaal, met name dat van de derdenrekeningen, sturend is geweest bij het verdere onderzoek naar de verdachten. Het OM is inmiddels in hoger beroep gegaan.