De Hoge Raad zal zich opnieuw moeten buigen over de omvang van de vrije advocaatkeuze van rechtsbijstandverzekerden. Vraag is deze keer of de procedure bij het UWV na een verzoek om toestemming voor de opzegging van een arbeidsverhouding heeft te gelden als een ‘gerechtelijke en administratieve procedure’ uit de Wet op het financieel toezicht. Is dat laatste het geval, dan zal verzekeraar DAS, een van de procespartijen, verzekerden vrije advocaatkeuze moeten bieden. Is dat niet het geval, dan kan DAS mogelijk volstaan met een jurist uit eigen stal.
De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam is vorige week maandag gepubliceerd. Het is de tweede keer dat de vrije advocaatkeuze bij de Hoge Raad terecht komt. In februari van dit jaar volgde de Hoge Raad het oordeel van het Europese Hof van Justitie dat het recht op vrije advocaatkeuze ‘niet afhankelijk mag zijn van een besluit van de rechtsbijstandverzekeraar dat een zaak door een externe rechtshulpverlener moet worden behandeld’.
In de nu voorliggende casus gaat het om de vraag of de procedure bij het UWV – waarbij de werkgever voorafgaande toestemming verzoekt voor de opzegging van de arbeidsverhouding (artikel 6BBA) – een administratieve procedure is als bedoeld in de Wet financieel toezicht en de Europese richtlijn 87/344. Volgens de voorzieningenrechter is in de Europese en Nederlandse rechtspraak het begrip ‘administratieve procedure’ nog niet uitgelegd. ‘Deze uitlegging is wel nodig om de hiervoor bedoelde centrale vraag in dit geding te beantwoorden.’
Klik hier voor het tussenvonnis van de rechtbank Amsterdam