Het Nederlands Genootschap van Bedrijfsjuristen vindt het vonnis van de rechtbank Groningen in de Deltazaak, waarin werd beslist dat een advocaat in loondienst geen verschoningsrecht heeft inzake interne communicatie binnen een onderneming, “zorgwekkend voor de positie van de advocaat in dienstbetrekking”. Volgens het NGB miskent de rechtbank – en eerder het Europese Hof van Justitie – dat het juist de taak is van de advocaat in loondienst om de onderneming te laten werken in overeenstemming met de regels.
In een openbaar standpunt stelt het NGB dat er een extra waarborg zit in het professionele statuut dat zowel de advocaat in dienstbetrekking als de onderneming ondertekenen. “Een onderneming die een interne advocaat aanstelt en met die advocaat het professioneel statuut ondertekent, doet dit juist met het oog op de grotere waarborg dat haar beleid overeenkomstig de toepasselijke wetgeving wordt uitgevoerd. In die zin kan er geen conflict bestaan voor de interne advocaat tussen het naleven van zijn beroepsregels en het belang van zijn cliënt, de onderneming.”
Het NGB is blij dat er over de principiële kwestie hoger beroep is ingesteld. Delta en het NGB hebben afgesproken dat ze in die hoger beroepszaak inhoudelijk zullen samenwerken.
Staatssecretaris Teeven van Veiligheid en Justitie houdt zich intussen op de vlakte over de uitspraak van de rechtbank. In antwoord op Kamervragen van PvdA-Kamerlid Recourt stelt hij dat het nog niet tot een definitief rechterlijk oordeel is gekomen, en dat hij om die reden wacht met het innemen van een standpunt. Hij gaat daarom ook niet in op de stelling van Recourt dat advocaten in dienstbetrekking niet onafhankelijk kunnen worden genoemd, en dat zij zich om die reden “ook niet meer zouden mogen verschuilen achter het verschoningsrecht”.