Een Rotterdamse advocaat die zijn uurtarief in vijf jaar tijd met de helft opschroefde, is dat niet overdadig? Nou en of, aldus een ontevreden ex-cliënt die hierover een procedure aanspande. Nee hoor, vinden de voorzieningenrechter én de Gelderse rechtbank. De stijging is gezien de inflatie en de toegenomen ervaring van de advocaat prima te billijken.
De Gelderse rechtbank bekrachtigde in augustus 2013 een uitspraak hierover van de voorzieningenrechter uit april 2013. De eiser in de zaak werd in april 2007 gedagvaard door advocatenkantoor Borsboom & Hamm omdat hij rekeningen ter waarde van ruim 90.000 euro nog altijd niet had betaald. De declaraties waren voor tussen 1999 en 2004 verrichte werkzaamheden in twee schadezaken tegen de Belastingdienst en de VSB-bank.
De eiser stelde schade te hebben geleden door wanprestaties van het kantoor. Verder was hij het oneens met de stijging van het uurtarief van advocaat Hamm, dat in de periode 1999-2004 met 50% toenam. Tegen een in april door de voorzieningenrechter afgegeven bevelschrift om de declaraties te betalen, kwam hij in verzet. Voor de Gelderse rechtbank eiste hij vernietiging van deze beschikking.
De rechter in Gelderland kan niet mee te gaan in de grieven van de eiser, onder meer omdat die in de periode zelf nooit bezwaar had gemaakt tegen de uurtarieven van zijn advocaat, die zij gezamenlijk overeenkwamen. Hooguit had hij schriftelijk zijn teleurstelling over de stijgende tarieven geuit. “Van het aanvankelijk toegepaste uurtarief kan niet worden gezegd dat dit overdadig is, immers is dit met [eiser] overeengekomen en valt het daarmee buiten het toetsingskader dat hier aan de orde is”, aldus de rechtbank in de uitspraak. “De voorzieningenrechter acht verder de stijging van het oorspronkelijk overeengekomen uurtarief van Hamm van 50% gedurende vijf jaar, gegeven de inflatie en zijn toegenomen ervaring gedurende deze periode, niet zodanig dat de daarop gebaseerde declaraties op die grond overdadig moeten worden geacht.”
Omdat de rechter de stijging van het uurtarief redelijk acht en constateert dat de eiser dit bedrag destijds met het kantoor heeft afgesproken, wordt ook de grief over exorbitant hoge rekeningen ongegrond verklaard. Dat geldt ook voor de beschuldiging van de eiser dat er onnodige werkzaamheden zijn gedeclareerd (‘eiser heeft dit nooit weten te concretiseren) en het verwijt dat de advocaat werkzaamheden aan verschillende kantoorgenoten delegeerde; dat is een gebruikelijke gang van zaken, stelt de rechter. Bovendien werden enkele werkzaamheden, verricht door sommige kantoorgenoten van Hamm, juist tegen een lager uurtarief dan overeengekomen in rekening gebracht.