Nee, minister Dekker is niet naar het hol van de leeuw gekomen om nieuwe toezeggingen te doen over de gefinancierde rechtsbijstand. Laat staan dat hij er alsnog geld bij doet, meldt hij woensdag tijdens een extra Gerbrandydebat al snel. De minister van Rechtsbescherming is gekomen om te luisteren, om input te krijgen voor zijn redesign van het stelsel, dat in 2025 klaar moet zijn. Veel te laat, vinden de aanwezigen. “Het dak van het huis lekt nu al.”
Door Joris Rietbroek
Een extra Gerbrandydebat – normaliter in het najaar – over het stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand is de climax van twee dagen van advocatenprotesten op het Plein in Den Haag, voor de ingang van de Tweede Kamer. Een protest in estafettevorm: ploegjes advocaten in toga wisselden elkaar af en spraken met ministers en politici.
Het is een protest dat verder gaat dan de discussie over de dalende inkomsten van de sociale advocatuur. Het draait vooral om de toegang tot de rechtsgang voor ruwweg een derde van de samenleving, onderstreept ook raadsheer bij de Hoge Raad Ybo Buruma nog eens in zijn openingspleidooi, zich rechtstreeks wendend tot de minister: “Bijna 40% van de Nederlandse bevolking valt het onder het stelsel, het grootste deel betreft lager opgeleiden. We moeten voorkomen dat de scheiding tussen mensen mét en zonder toegang tot het recht nog groter wordt.”
Daar zegt Dekker het mee eens te zijn, maar extra geld hiervoor is een no-go. “Dat is echt een gesloten discussie. We geven 400 miljoen uit, daar hoeven we ons niet voor te schamen,” zegt hij in gesprek met presentatrice cq. debatleidster Astrid Joosten. “Ik vind dat de discussie te veel gaat over wel of geen geld erbij.” Nieuwe concrete oplossingen voor zijn geplande redesign geeft Dekker echter niet aan de zaal vol advocaten. Ook gaat hij niet in op de ideeën in het vorige week gelanceerde reddingsplan van de Orde van Advocaten, zoals een online kennisbank en een voorrangssysteem voor gespecialiseerde advocaten.
Wel vraagt hij de advocatenverenigingen VSAN en NVSA die zijn weggelopen uit het overleg over de hervorming van het stelsel om weer terug te keren aan tafel. Op één voorwaarde, zegt strafrechtadvocaat Eric Steller, die net als de NOvA nog eens de vergelijking maakt tussen het huidige stelsel en een huis met een kapot dak. “We kunnen wachten tot de inboedel door dat lekkende dak helemaal verkwanseld is, maar dan hoeven we dat dak niet meer te repareren. Dus minister, kom eerst door met 127 miljoen euro om het lekken te stoppen, en dan praten we verder.”
Dat de huidige puntensystematiek niet meer in verhouding is met de werkelijk door advocaten gedraaide uren, dat zegt Dekker ook wel in te zien. “We moeten naar een stelsel toe waarin die verhouding beter wordt. Maar een betere betaling voor advocaten zou dan op termijn moeten leiden tot minder zaken. De sociale advocatuur is voor mij geen doel op zich, maar een middel om te zorgen dat mensen die het écht nodig hebben een toevoeging kunnen krijgen van een advocaat.”
Over de stelling van Joosten dat de mate van beschaving in een land ook is af te meten aan het rechtsbijstandsstelsel, moet Dekker naar de smaak van de zaal net iets te lang nadenken. “Ja, daar ben ik het wel mee eens.” Een licht honend lachsalvo is zijn deel.
‘Wie vertrouwen geeft, krijgt vertrouwen’
De rode draad tijdens de debatten na dit gesprek: het gebrek aan (wederzijds) vertrouwen tussen overheid en burger en de hiermee verband houdende stroom aan nieuwe wetgeving als voedingsbron voor het groeiende aantal rechtszaken. Reinier Feiner van de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland (VSAN) heeft genoeg voorbeelden paraat: “Een toename van het aantal zaken als gevolg van de nieuwe WMO zou niet nodig moeten zijn. En door de nieuwe jeugdwet is het aantal uithuisplaatsingen gestegen van 23.000 naar 49.000 per jaar.”
Nick Huls, hoogleraar rechtssociologie, benoemt ook de manier waarop de overheid omgaat met schuldenproblematiek als veroorzaker van veel toevoegingszaken. “De minister zal er een zware dobber aan hebben zijn collega’s er van te overtuigen soepeler te zijn en minder boetes te heffen. Hier is een wereld te winnen.”
De Nationale Ombudsman, Reinier van Zutphen, onderschrijft deze voorbeelden, met in het achterhoofd dat 60% van de rechtszaken tegen de overheid wordt gevoerd. “De hoeveelheid geschillen hangt af van wat voor wetten en regels de overheid maakt. We moeten er voor zorgen dat mensen geen beroep meer doen op rechtshulpverleners in zaken die eigenlijk niet bij hen thuishoren.”
Will Tiemeijer, lid van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid, twijfelt er niet aan dat er bij iedere nieuwe wet altijd onduidelijkheden zullen ontstaan. “Maar waar mogen die fouten optreden? Heeft de overheid liever dat iemand die te kwader trouw is er een keer doorheen glipt of dat iemand met goede wil zijn recht niet meer kan halen en zodoende onder de kwaden lijdt?”
Het vertrouwen van de burger in de overheid is misschien laag, maar de overheid mag wel eens wat meer vertrouwen schenken aan de burger, haakt ombudsman Van Zutphen hierop in. Om te beginnen door minder regels op te stellen. “Als je als overheid meer vertrouwen geeft, krijg je ook meer vertrouwen terug.” Dekker heeft hierover eerder op de avond al de hand in eigen boezem gestoken: “Als nieuwe wetgeving heel veel zaken oplevert, dan moeten we kijken of de wetten wel duidelijk genoeg zijn geformuleerd.”