Advocaat Endtz nam op 12 januari 2016 in een zaak een memorie van grieven. Dat was ná het faillissement van zijn kantoor op 5 januari 2016, maar vóór zijn schrapping van het tableau als advocaat op 1 februari 2016. Volgens het gerechtshof Amsterdam moet een advocaat wiens kantoor is gefailleerd zich ‘in beginsel gedragen alsof hij zelf is geschorst in de uitoefening van de praktijk’, maar is die advocaat op grond van artikel 16 van de Advocatenwet niet van rechtswege geschorst. De memorie van grieven is daarom geldig, aldus het hof.
Ook het geding zelf – waarbij Endtz als procesadvocaat was betrokken en de memorie van grieven indiende – is niet van rechtswege geschorst. ‘Deze wetsbepaling (artikel 226 lid 1 Rv, red.) vereist daarvoor dat de advocaat zijn hoedanigheid heeft verloren, hetgeen naar het oordeel van het hof verwijst naar een persoonlijke hoedanigheid. (…) Nu vaststaat dat mr. Endtz niet persoonlijk failliet is verklaard en pas op 1 februari 2016 van het tableau is geschrapt, vanaf welk moment mr. Endtz wél van rechtswege was geschorst, moet de conclusie zijn dat het beroep van [appellanten] op nietigheid van de op 12 januari 2016 door mr. Endtz genomen memorie van grieven niet slaagt.’
Het wordt appellanten dus niet worden toegestaan een nieuwe memorie van grieven te nemen. ‘De slotsom moet zijn dat alle tot nu toe verrichte proceshandelingen geldig zijn,’ aldus het hof.
De uitspraak van het hof dateert van 20 december 2016, maar is pas op 20 maart 2017 op Rechtspraak.nl gepubliceerd.