Hij is van 1931, maar dat weerhoudt een man er niet van om een zelfgemaakte nepbom op een parkeerdek in Amsterdam achter te laten en de burgemeester van Amsterdam en verschillende dekens van de Orde van Advocaten te bedreigen met ‘een mes tussen de ribben’. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeelde de man dinsdag tot een maand gevangenisstraf.
De man gaat blijkens het vonnis al twintig jaar tekeer, vooral tegen de gemeente Amsterdam. De reden: de gemeente zou 600 miljoen – uit de uitspraak is niet op te maken of het gaat om guldens of euro’s – van hem hebben gestolen. ‘Verdachte voelt zich door alles en iedereen bedrogen. Hij krijgt geen genoegdoening en vindt geen steun in zijn strijd. Ondanks zijn inmiddels hoge leeftijd is hij niet bereid, of in staat, de strijd te staken,’ zo staat te lezen in de uitspraak.
Ook de Orde van Advocaten moet het in die strijd ontgelden. Hij stuurt brieven met onder meer de volgende tekst: ‘In alle rust deel ik u mede dat als er deze week weer niets gebeurt, ik het recht in eigen hand ga nemen. Ik heb in mijn keuken een groot slagersmes. Dat ga ik gebruiken om achtereenvolgens de dekens van de orde van advocaten mrs [naam 2], [naam 1] en [naam 3] overhoop te steken en/of burgemeester [naam 4] is net zo schuldig als de dekens, ook hij verdient een mes tussen de ribben.’
Volgens het gerechtshof hebben de bedreigingen ‘reële angst en overlast’ veroorzaakt. ‘Het gaat om personen die een publieke taak uitoefenen. Zij verdienen bijzondere bescherming zodat zij hun taak ongestoord en zonder oneigenlijke invloeden kunnen uitoefenen,’ aldus het hof.
Het hof merkt verder op dat de man vele malen is gemaand te stoppen met het plegen van strafbare feiten, en dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Dat heeft hem er echter niet van weerhouden nieuwe feiten te plegen. ‘Het hof is niet blind voor de benarde situatie waarin verdachte zich bevindt, maar dit rechtvaardigt het handelen van verdachte op geen enkele manier. Het hof acht daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats.’