De landelijke deken van de NOvA wordt de voorzitter van het college dat toezicht gaat houden op de advocatuur. Dat blijkt uit maandag gepubliceerde aanpassingen in het wetsvoorstel herziening toezicht advocatuur van staatssecretaris Teeven. Het college van toezicht wordt een intern orgaan van de NOvA; de overige twee leden zijn geen advocaat. Niet het college, maar enkel lokale dekens kunnen toegang krijgen tot individuele cliëntendossiers.
Door Joris Rietbroek
De landelijk deken, momenteel Walter Hendriksen dus, wordt in dit nieuwe model als voorzitter ‘de verbindende figuur tussen de lokale dekens en het zogeheten systeemtoezicht dat het college straks uitoefent’, aldus een bericht van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. De algemeen deken wordt immers benoemd door de advocatuur zelf, ‘waardoor er afstand is tot de overheid.’
Nieuw is dat de landelijk deken bevoegd is om aanwijzingen te geven aan de lokale dekens, bijvoorbeeld over de uitoefening van hun taken en de afhandeling van klachten. De andere twee leden van het college moeten de onafhankelijkheid ervan waarborgen, aangezien zij geen advocaat, rechter of ambtenaar mogen zijn. Deze leden worden wel voorgedragen door de NOvA en worden benoemd bij koninklijk besluit. Het college zal eigenhandig het toezichtsbeleid bepalen, evenals de eisen waaraan het toezicht op alle advocaten moet voldoen.
Boetes en dossiers
Verder kan het nieuwe toezichtsorgaan aanbevelingen doen aan de lokale dekens en het werk van de dekens controleren. Het college zal jaarlijks in het openbaar rapporteren over de resultaten. De lokale dekens kunnen niet langer ieder hun eigen ‘toezichtsregels’ maken. Wel voeren zij het toezicht uit en houden zij hierover eindverantwoordelijkheid. Alleen de lokale dekens mogen in bepaalde gevallen boetes opleggen aan advocaten en in individuele cliëntendossiers kijken, niet de leden van het college. Dit laatste was een van de grote bezwaren van de NOvA in de vorige voorstellen.
De algemeen deken heeft zodoende ook geen toegang tot dossiers. Hij kan als voorzitter van het college wel opheldering vragen aan een deken over een bepaalde gang van zaken, aldus de NOvA zelf. De deken is verplicht opheldering te geven, maar kan geen informatie geven die herleidbaar is tot cliënten. Op die manier is de vertrouwelijkheid van de dossiers gewaarborgd.
‘Principiële bezwaren weg’
Ook nieuw is dat het college de lokale orde van advocaten – die de lokale deken benoemt –, kan voorstellen de lokale deken te ontslaan als die zijn werk niet goed doet. Al deze wijzigingen voor het wetsvoorstel voor toezicht op de advocatuur zijn tot stand gekomen in nauw overleg tussen de staatssecretaris en de Orde. Volgens staatssecretaris Teeven neemt deze nieuwe opzet ‘de principiële bezwaren weg’ die de Orde tot op heden had tegen zijn toezichtsplannen.
Dat lijkt te kloppen: de Orde stelt ‘verheugd’ te zijn met de wijziging. “De principiële bezwaren van de advocatuur tegen het toezichtvoorstel worden weggenomen. Met deze nota van wijziging zijn de onafhankelijke positie van de advocatuur en de vertrouwelijkheid van cliëntinformatie goed gewaarborgd. De Orde ziet het verdere parlementaire proces met vertrouwen tegemoet.”
Hendriksen: respect voor bedenker
“Respect voor degene die dit verrassende model bedacht heeft”, beaamt deken Hendriksen in een reactie, onder meer doelend op zijn aanstaande voorzittersrol in het toezichtscollege. “Wijzelf waren het niet. Daarnaast zijn we blij dat het gelukt om inzage in dossiers door het college tegen te houden. Daar hebben we ook twee jaar voor gestreden. Nu zijn we vooral dankbaar dat er naar ons is geluisterd.”
Of de deken in zijn rol als voorzitter van de toezichthouder ook verantwoording moet afleggen aan het College van Afgevaardigden binnen de NOvA, is volgens Hendriksen nog de vraag. “In algemene zin mogelijk wel, maar niet wat betreft specifieke gevallen. Over die rolverdeling moeten we nog verder nadenken.”
Het is nog niet bekend per wanneer de nieuwe college van toezicht aan de slag gaat. In de loop van het jaar zal de Tweede Kamer zich over het wetsvoorstel buigen.