In deze beslissing van de Raad van Discipline Arnhem van 12 september 2011 is het lastig om de klager niet te zien als een lastpak die een hobby heeft gemaakt van het indienen van klachten. Twee leden van het Hof van Discipline én twee dekens van de Orde van Advocaten hebben het moeten ontgelden. De scheldkanonnades mag klager in de formulering van zijn klachten in het vervolg bovendien achterwege laten.
In één alinea wordt duidelijk dat de onderhavige klacht tegen deken X niet op zichzelf staat:
”Klager heeft ter onderbouwing van zijn klacht verwezen naar het dossier in de klachtzaak tegen mr. K, welke klachtzaak inmiddels door de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem bij beslissing van 1 maart 2011 kennelijk ongegrond is verklaard. Klager heeft bij brief van 17 september 2010 aan verweerder naar voren gebracht wat mr. K in zijn hoedanigheid van deken van Orde van Advocaten te B zou hebben moeten onderzoeken naar aanleiding van een door klager ingediende klacht tegen mr. S., die als (plaatsvervangend) lid van het Hof van Discipline mede verantwoordelijk is geweest voor een beslissing naar aanleiding van een klacht van klager tegen mr. P., eveneens als lid van het Hof van Discipline.”
Volgt u het nog? De beslissing van 12 september is kort, maar vergt van de lezer dat hij bij de les blijft. Uit de beslissing is af te leiden dat het verhaal chronologisch gezien begint bij de klacht tegen mr. P, lid van het Hof van Discipline; het feit dat klager blijkbaar te maken kreeg met het Hof van Discipline daargelaten. Na mr. P komt de klacht tegen mr. S, die als (plaatsvervangend) lid van het Hof van Discipline mede verantwoordelijk was voor de beslissing naar aanleiding van de klacht van klager tegen mr. P.
De volgende in de rij was mr. K, deken van de Orde van Advocaten. Klager bracht naar voren wat mr. K. had moeten onderzoeken naar aanleiding van zijn klacht tegen mr. S. Onderhavige beslissing van de Raad gaat over de klacht van klager tegen mr. X, eveneens deken. Mr. X onderzocht de klacht tegen mr. K, maar wederom niet naar tevredenheid van klager. De klacht bestaat eruit “dat verweerder [mr. X, red.], in zijn hoedanigheid als deken, heeft geweigerd onderzoek te doen naar de klacht van klager jegens mr. K.” Mr X zou de onderzoeksvragen die klager aan mr. K voorgelegd had willen zien, hebben genegeerd.
Volgens de raad ligt “de vraag voor of verweerder als deken in het kader van het onderzoek naar aanleiding van de klacht tegen mr. K zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Daarbij moet bedacht worden dat de deken bij de uitoefening van zijn wettelijke taken in het algemeen een ruime beleidsvrijheid heeft.”
“Ten overvloede overweegt de voorzitter dat klager zijn klacht op zakelijke wijze dient te formuleren met weglating van scheldkannonades.” Klacht ongegrond.