Een advocate plaatst op de Facebookpagina van haar kantoor een nieuwsbericht bestemd voor NRC, met de titel ‘Het doek valt voor de jeugdzorginstelling William Schrikker’. ‘Nepnieuws’, aldus de instelling zelf, die een tuchtklacht indient nadat de advocate het bericht niet direct van Facebook verwijdert. Ze had immers moeten weten dat een en ander niet klopte, aldus de klager.
De advocate deelt geregeld al dan niet juridische artikelen over jeugdzorgorganisaties op de Facebookkantoorpagina. Zo ook op 5 augustus 2016, als ze via een mevrouw van ‘Werkgroep X.’ een bericht in handen krijgt vlak voordat het in NRC zou moeten verschijnen. Het gaat over een aanstaand faillissement van de William Schrikker Groep, een jeugdzorginstelling die meermaals onder verscherpt toezicht is gesteld. Een medewerkster van de instelling neemt direct contact op met de advocate en vraagt haar het bericht te verwijderen, omdat het ‘onjuist en ongefundeerd’ zou zijn. ‘Nepnieuws’, noemt ze het zelfs. Uiteindelijk blijkt het artikel overigens niet in NRC – of andere kranten – te zijn gepubliceerd.
Hierop vraagt de advocate deze medewerkster van William Schrikker om dan maar te bewijzen dat het nieuws inderdaad nep is. De advocate had namelijk enkele in het stuk genoemde, weinig rooskleurige financiële cijfers gecontroleerd in het jaarverslag van de instelling. Als de klacht eenmaal is ingediend, verwijdert de advocate het artikel na overleg met de deken alsnog van Facebook.
De vraag voor de Raad van Discipline ’s-Gravenhage is of het de advocate tuchtrechtelijk te verwijten is dat zij een bericht plaatste waarvan ze volgens de klager had kunnen weten dat het onjuistheden bevatte. De mevrouw van wie zij het kreeg, strijdt immers al langer tegen William Schrikker en had al vaker onwaarheden verspreid, aldus de instelling.
Nu staat het een advocaat in principe vrij om informatie van derden op Facebook te delen, zonder de verplichting om de juistheid ervan te controleren, aldus de raad in een beslissing van 4 september. In beginsel althans, want er is wel de Europese gedragsregel artikel 2.6: ‘persoonlijke publiciteit door een advocaat via (bijvoorbeeld) sociale media accuraat en niet misleidend moet zijn’. Verder stelt de raad: ‘De advocaat zal van publicatie moeten afzien als de gedeelde informatie evident onjuist is en/of nodeloos en/of ongefundeerd beschuldigend of beschadigend.’
Maar was plaatsing van het gewraakte artikel misleidend? De advocate ontving het artikel als bijlage van mevrouw M. van Werkgroep X. – over wie de advocate overigens op basis van het verschoningsrecht in het midden laat of zij een cliënte is – en ze begreep dat het stuk in NRC gepubliceerd zou worden. Dit had een journalist van de krant ook in een e-mail aan mevrouw M. bevestigd, hoewel het bericht uiteindelijk toch de krant niet haalde. De reden hiervoor is niet bekend.
‘De inhoud en kwaliteit van het artikel zijn niet zodanig dat verweerster direct had moeten begrijpen dat het artikel onjuistheden en ongefundeerde beschuldigingen bevat, dat het nepnieuws is, en dat zij daarom had moeten afzien van publicatie op de Facebookpagina van haar kantoor,’ aldus de Raad van Discipline. Verder was het verzoek van de advocate om de stelling inzake ‘nepnieuws’ nader te onderbouwen niet onredelijk, aldus de raad, die de klacht ongegrond verklaart. ‘Van het niet op eerste verzoek verwijderen van het artikel valt verweerster daarom geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.’