De Raad van Discipline Amsterdam heeft de klacht van Edwin de Roy van Zuydewijn tegen deken Germ Kemper ongegrond verklaard. “De raad is er niet van overtuigd dat deze zorgvuldigheid in het onderhavige geval toereikend in acht is genomen, maar is van oordeel dat niet is gebleken dat verweerder door de gedane uitlatingen in het bewuste artikel misbruik heeft gemaakt van zijn positie als deken en/of daarmee heeft bijgedragen aan een negatieve beeldvorming in de media rond de persoon van klager.”
Aanleiding is een verhaal in het blad Story, waarin deken Kemper zich uitliet over een rechtszaak tussen De Roy van Zuydewijn en prinses Margarita. Daarin werd niet vermeld dat hij tevens advocaat was van de prinses. De Roy van Zuydewijn diende daarop een klacht in tegen Kemper.
De Raad is van oordeel dat een deken “grote zorgvuldigheid dient te betrachten bij het kenbaar maken van de hoedanigheid waarin hij optreedt”. Tijdens de zitting heeft Kemper aangegeven deze zienswijze te delen. Direct daarop volgt de passage dat de raad niet overtuigd is dat die zorgvuldigheid in het onderhavige geval in acht is genomen, maar dat niet is gebleken dat Kemper misbruik heeft gemaakt van zijn positie als deken, of dat hij heeft bijgedragen aan een negatieve beeldvorming omtrent De Roy.
Advocaat Meijjer van De Roy van Zuydewijn heeft de beslissing van de raad nog niet besproken met zijn cliënt, wel acht hij de kans “zeer groot” dat er hoger beroep wordt ingesteld. “Ik heb mijn wenkbrauwen gefronst. Eerst zegt de raad dat de vereiste zorgvuldigheid niet in acht is genomen, en vervolgens dat dat geen consequenties hoeft te hebben. Het gaat er mijns inziens om of regels zijn overtreden. Is dat het geval, dan dient dat gevolgen te hebben,” aldus Meijjer.
Volgens de advocaat heeft ook het feit dat De Roy door een “overmachtsituatie” niet bij de zitting van de raad van discipline aanwezig kon zijn, gevolgen gehad. “Wij hebben om het aanhouden van de zitting gevraagd, maar dat is geweigerd. Men reageerde nogal geïrriteerd op het verzoek. Ik heb de indruk dat zijn afwezigheid niet in zijn voordeel heeft gewerkt.”
Deken Germ Kemper kan zich vinden in de uitspraak, ook in de passage dat de raad er niet van overtuigd is dat de zorgvuldigheid toereikend in acht is genomen. “Ik was zelf ook ongelukkig met de gang van zaken. Maar het tuchtrecht ziet op gevallen waarin een advocaat echt iets misdoet. De raad heeft geoordeeld dat daarvan geen sprake is geweest.”