In een recente uitspraak van het Hof Den Haag is een passage over een alternatieve proceskostenveroordeling per ongeluk niet gewist. De rechters kiezen voor compensatie van de proceskosten in die zin dat partijen hun eigen kosten dragen, maar in het niet gewiste cursieve alternatief is de zaak ‘tegen beter weten in’ ingesteld, en is gekozen voor een verkeerde rechtsingang. Dat zou dan leiden tot een proceskostenveroordeling van één der partijen.
In deze kort gedingzaak in hoger beroep eist een vrouw dat haar ex het schoolgeld van hun dochter betaalt. Dat kind zit op een internationale school, en het schoolgeld bedraagt ruim 6000 euro per jaar.
Het hof Den Haag is van oordeel dat ’ten tijde van het hoger beroep het spoedeisend belang aan de vorderingen van de vrouw is komen te ontvallen’. Het gevaar dat het kind van de school zou worden gestuurd wegens het niet betalen van het schoolgeld, heeft zich namelijk niet verwezenlijkt. Daarnaast had de vrouw een verzoek tot wijziging van de alimentatie moet indienen, als zij van oordeel is dat de schoolkosten van de dochter buiten de vastgestelde kinderalimentatie vallen. ‘De kortgedingprocedure is daarvoor niet geëigend,’ aldus het Hof.
De griffier of gerechtsauditeur geeft de rechters daarop een keuze: het compenseren van de proceskosten in die zin dat iedere partij zijn eigen kosten draagt, of het alternatief dat de vrouw de proceskosten – 943 euro – van haar ex moet betalen. De motivering van dit alternatief: ‘Het hof is van oordeel dat de vrouw haar vordering regen beter weten in heeft ingesteld. Immers, de jongste dochter was ten tijde van het uitbrengen van het exploot niet van school verwijderd. Daarnaast heeft de vrouw de verkeerde rechtsgang gekozen. Hoewel er sprake is van een familierechtelijk geschil zal de het hof de vrouw daarom veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep.’
Mochten de rechters voor dit alternatief kiezen, dan moet het dictum worden aangepast, schrijft de griffier of auditeur er nog bij.