Deze week praten we in de serie Jurist in Bedrijf met Symen Formsma, senior jurist bij OPTA, de Onafhankelijke Post- en Telecommunicatie Autoriteit. Daar werkt het toch weer even anders dan in het bedrijfsleven. Formsma heeft nooit anders gewild dan werken bij de overheid. “Ik heb altijd wat moeite om te begrijpen hoe mensen vanuit een hele eenzijdige blik bepaalde standpunten kunnen verdedigen.”
Door Sanne van Brunschot
Wat is het verschil tussen werken bij de overheid en werken bij een bedrijf?
”Ik heb nooit in het bedrijfsleven gewerkt, maar bedrijfsjuristen werken vooral in het belang van het bedrijf. Bij de overheid is dat slechts een aspect, maar je werkt ook voor het algemeen belang. Dat vind ik toch wel aantrekkelijk aan een functie bij de overheid; je bekijkt het vanuit al die aspecten en stemt daar je handelwijze op af. Je hoeft niet een verdediging op te zetten voor het eenzijdige belang waarvoor je bent aangetrokken. Ik heb altijd wat moeite om te begrijpen hoe mensen vanuit een hele eenzijdige blik, en dus ook met weglaten van allerlei aspecten die ook relevant kunnen zijn, bepaalde standpunten kunnen verdedigen. Maar goed, dat is ook een vak.”
Kunt u wat meer vertellen over uw werkverleden?
”In 1982 ben ik bij het ministerie van Economische Zaken gekomen als juridisch adviseur. Daarna heb ik daar een tijd bij de subafdeling gewerkt die zich bezighield met wetgeving; daar zette ik beleid om in regelgeving. In ’92 ben ik naar de directie Marktwerking gegaan. Dat was in de periode dat ex-minister van Economische Zaken Koos Andriessen daar weer minister was en duidelijke ideeën had over marktwerking. En Hans Weijers, in de hoogtijdagen van de directie Marktwerking, heeft dat nog een extra dimensie gegeven. Het was een hele leuke periode, omdat er heel veel gebeurde op het ministerie. In 2000 ben ik naar OPTA gekomen. Het was tijd voor iets anders en de gelegenheid deed zich voor, dus het leek me leuk daar eens een kijkje te gaan nemen.”
U heeft vast ook nooit in de advocatuur willen werken
”Nee, ik heb altijd bij de overheid willen werken. Oorspronkelijk wilde ik bij een gemeente werken, maar begin jaren ’80 ben ik bij het ministerie terechtgekomen en daar ben ik blijven hangen. Dat was gewoon een hele leuke functie. En als je dan eenmaal in de Randstad zit ga je daar verder kijken. Ik heb nooit de behoefte gehad om in het bedrijfsleven of de advocatuur te gaan werken. Dat kan met mijn opvoeding te maken hebben. Mijn vader was gemeentesecretaris van Tietjerksteradeel. Hij heeft zich opgewerkt van onbezoldigd ambtenaar na de oorlogsjaren naar de hoogste functie van de gemeente. Dat heeft me altijd erg geïnspireerd.”
Hoe ziet de juridische afdeling van OPTA eruit?
”Nou, dé juridische afdeling bestaat niet bij ons. Sinds de reorganisatie in 2005 heeft OPTA besloten om juridische functies gewoon in de lijn te brengen en niet meer in een aparte afdeling te zetten. Al het werk dat OPTA doet heeft juridische aspecten, dus juristen maken onderdeel uit van de verschillende afdelingen teams. Dat heeft als voordeel dat je veel flexibeler kunt werken. Het is bovendien efficiënt: je hoeft de capaciteiten niet meer uit een bepaalde afdeling te halen, maar zet aan de hand van de behoefte iemand op een project. Je kunt dan ook met heel verschillende projecten tegelijk bezig zijn.”
En wat doet u nu precies?
”Ik werk nu bij de afdeling Markten, de laatste tijd vooral op postgebied. Mijn werk varieert van het maken van besluiten, het opstellen van oordelen, het contact houden met en adviseren van het ministerie over voorgenomen regelgeving, het controleren op locatie. Volgende week gaan we in Parijs naar een groep van posttoezichthouders waar we over een aantal zaken gaan discussiëren. Daarnaast zit ik zo nu en dan hoorzittingen voor, werk ik mee aan het handhaven van marktanalysebesluiten en het opleggen van boetes bij overtredingen. Binnen een relatief kleine organisatie – er werkt zo’n 125 fte bij OPTA – toch heel gevarieerd, daar waar mijn expertise nodig is.”
Wat vindt u het leukst aan uw werk bij OPTA?
”Wat ik aantrekkelijk vind is dat het een hele platte organisatie is. Het college staat aan het hoofd, maar er zijn hele korte lijnen. Je kunt er bij wijze van spreken zo binnenlopen en je zit ook regelmatig bij de vergaderingen. Dat maakt het ook heel interessant, omdat je niet alleen vanuit een beperkte discipline kijkt. Er wordt van je verwacht dat je breder kijkt naar wat er speelt. Dat kunnen bestuurlijke aangelegenheden zijn, maar ook politieke of strategische issues. Ook over communicatieaspecten denk je bijvoorbeeld mee. De hoge mate aan variatie geeft een extra dimensie aan het functioneren als jurist.”
Welke externe advocaten schakelt OPTA in en hoe vaak?
”Vroeger schakelden we bijna altijd advocaten in voor het behandelen van rechtszaken. Tegenwoordig doen we dat vaker zelf. Overigens werken we nooit met een en hetzelfde kantoor, maar huren we ook andere kantoren in. De keuze is echter niet ruim, omdat we met best veel marktspelers te maken hebben die allemaal ook met de grote kantoren werken. Vaak is het kantoor waar de expertise op ons gebied zit, al bezet. We werken natuurlijk veel met de landsadvocaat.”
OPTA gaat straks op in de nieuwe toezichthouder Autoriteit Consument en Markt (ACM). Wat betekent dat voor uw functie?
”We zitten middenin het vormgevingsproces, dus daar kan ik nog niet veel over zeggen. Bij de inrichting ervan willen we natuurlijk kijken hoe we efficiënter kunnen werken. Waar we nu tegenaan lopen is dat wij bepaalde instrumenten hebben, de NMa ook en de Consumentenautoriteit haakt op bepaalde terreinen soms aan op wat wij doen. Het is goed dat we kijken hoe dat op een intelligentere manier te organiseren, zodat we aan slagkracht winnen en geen tijd verliezen aan het afstemmen. Voor de buitenwacht is het ook gemakkelijker dat er een loket is waar men terecht kan. Hoe het organisatorisch zal gaan, weet ik nog niet. Op 1 januari 2013 moet het klaar zijn, dan zijn we ACM. Waar we voor uit moeten kijken is dat je straks bij de ACM bureaucratische neigingen krijgt die de flexibiliteit doen verdwijnen. We moeten proberen de voordelen van het kleine bedrijf te behouden in de grotere ACM.”