Voormalig topambtenaar van Veiligheid en Justitie Joris Demmink heeft de rechtszaak die hij had aangespannen tegen het Algemeen Dagblad op alle fronten verloren. Het AD hoeft een artikel over Demmink uit 2012 zodoende niet te rectificeren en hoeft geen schadevergoeding van 100.000 euro aan Demmink te betalen, aldus de uitspraak die de rechtbank Rotterdam woensdagmorgen publiceerde.
Demmink eiste rectificatie van dit AD-artikel uit oktober 2012 waarin werd geschreven over zijn vermeende contacten met een bekende Haagse jongenspooier in de jaren tachtig, dit op basis van meerdere bronnen. Ook schreef de krant dat Demmink in het gezelschap van de pooier en minderjarige jongens was gezien. Demmink eiste naast rectificatie tevens 100.000 euro schadevergoeding van de krant ‘wegens aantasting van zijn eer en goede naam’.
AD-verslaggever Koen Voskuil zelf twittert triomfantelijk dat zijn artikel over Demmink uit 2012 inderdaad fit to print was. Dat vindt de rechter ook; die meent dat Voskuil en de krant voldoende zorgvuldig onderzoek hebben gedaan, op basis van meerdere bronnen. Bovendien had het AD Demmink in de gelegenheid gesteld om te reageren op de verklaringen van getuigen.
Verder vindt de rechtbank ‘het maatschappelijk belang van het aan de orde stellen van een mogelijke misstand zwaarder wegen dan het belang van de oud-topambtenaar om niet op deze manier in de media te worden besproken.’
De rechtbank Rotterdam benadrukt naar aanleiding van dit vonnis dat in deze civiele procedure slechts de vraag aan de orde was of de artikelen van het AD onrechtmatig waren. Over de vraag de beschreven gebeurtenissen daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, heeft de rechtbank zich niet gebogen.
Over deze en andere vragen over het vermeende kindermisbruik door Demmink houdt wel het Openbaar Ministerie zich sinds begin dit jaar bezig, nadat het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden een strafrechtelijk onderzoek gelastte wegens verdenkingen van de verkrachting van twee destijds minderjarige jongens in Turkije door Demmink, tijdens dienstreizen halverwege de jaren negentig.
Onduidelijk is nog wanneer dit onderzoek wordt afgerond: het Landelijk Parket laat desgevraagd weten dat er tot op heden ‘nog niet positief is gereageerd’ op een verzoek van de rechter-commissaris om getuigen te mogen horen in Turkije.