Minderjarigen hebben recht op bijstand van een advocaat tijdens verhoor door de politie. Dat heeft de Hoge Raad gisteren bepaald. Voor volwassen verdachten ligt de zaak genuanceerder: die moet de gelegenheid krijgen om voorafgaand aan het verhoor een advocaat te raadplegen, tenzij er sprake is van “dwingende redenen, binnen de grenzen van het redelijke”.
De Hoge Raad leidt uit de rechtspraak van het EHRM (Salduz-arrest) af dat een verdachte die door de politie is aangehouden een aanspraak op rechtsbijstand kan ontlenen. De verdachte moet de gelegenheid worden geboden om voorafgaand aan het verhoor door de politie over zijn betrokkenheid bij een strafbaar feit een advocaat te raadplegen.
Vóór de aanvang van dat verhoor dient de verdachte op dat recht te worden gewezen en moet hem, tenzij hij van dat recht afstand heeft gedaan of sprake is van dwingende redenen, binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid worden geboden dat recht te verwezenlijken. Uit de rechtspraak van het EHRM kan niet worden afgeleid dat de verdachte recht heeft op aanwezigheid van een advocaat bij het politieverhoor, aldus de Hoge Raad. Voor minderjarigen ligt dat anders: die heeft ongeclausuleerd recht op bijstand van een raadsman tijdens het politieverhoor.
Indien een aangehouden verdachte niet of niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie met een advocaat overleg te plegen, levert dat in beginsel een vormverzuim op. Als daarover bij de rechter wordt geklaagd, moet de rechter beoordelen of en zo ja, welk rechtsgevolg hieraan dient te worden verbonden. In de regel zal dat moeten leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen, aldus de Hoge Raad.