Beroepsethiek voor juristen is vaak een reactie op episodes van grootschalig of juridisch onrecht, waarvan we dan denken: ‘Dat nooit meer’. Prof. dr. Iris van Domselaar, hoogleraar Rechtsfilosofie en Beroepsethiek voor Juristen buigt zich daarom over de vraag wat juristen burgers verschuldigd zijn.
Om maar even gelijk iets duidelijk te maken: in het boek van Iris van Domselaar mag dan de schreeuw van Filoktetes centraal staan – de tragische held uit de Griekse mythologie die door de machthebbers van zijn tijd zonder genade werd achtergelaten op een eiland omdat hij een ongeneeslijke wond had opgelopen – het is geen noodkreet of een aanklacht tegen de juridische beroepsgroep, die burgers zou vermorzelen onder het recht.
Van Domselaar: “Er zijn burgers die in het bijzonder worden geraakt door beslissingen van juristen en die daar in negatieve zin de gevolgen van voelen. Denk aan de Toeslagenaffaire, de burgers in het gaswinningsgebied in Groningen, de hardvochtige uitvoering van het sociaal zekerheidsrecht en migratierecht. Maar dat is heel wat anders dan zeggen dat juristen structureel iets tegen burgers zouden hebben. Voor mij is het een no-brainer dat heel veel juristen iedere dag naar hun werk gaan en daarmee een bijdrage willen leveren aan de rechtsorde en aan de rechtspositie of de bescherming van burgers.”
Aandacht voor burgers
Dat ze nu onderzoek heeft gedaan naar wat burgers mogen verwachten van juristen, plaatst Van Domselaar in een bredere trend. “Je ziet, met name in het bestuursrecht, duidelijk het besef dat er veel meer aandacht moet zijn voor de burger. Niet als abstract idee, maar aandacht voor de concrete burger van vlees en bloed. En dan wordt de term responsieve rechtsstaat of burgergerichte rechtsstaat vaak genoemd. Maar wat betekent dat nou voor de rol van juristen? In een financieel of politiek krachtenveld, of eigenlijk in elke organisatie, met alle krachten die daar spelen, is het heel moeilijk om ruimte in te bouwen voor ethische reflectie.”
“Soms wordt ook bij ons de vraag neergelegd of wij reflectiesessies willen begeleiden. En dan denken we bijvoorbeeld met rechters, overheidsjuristen of advocaten na over de dilemma’s die zij ervaren. Dan kan ik niet anders dan respect hebben voor de moeilijke keuzes die iedere dag weer worden gemaakt, en naar de bereidheid om daar vanuit ethisch, rechtsstatelijk en juridisch oogpunt steeds weer goed over na te denken.”
Filoktetische schreeuw
In haar boek beschrijft Van Domselaar hoe een van de bewoners van het Groningse gaswinningsgebied getuigt over haar ervaringen met advocaten. Hoe het voor hen een spel leek te zijn, omdat zij ’s avonds naar een veilig huis zonder aardbevingsschade konden slapen. Een noodkreet, misschien wel vergelijkbaar met de Filoktetische schreeuw. Werd zij geofferd aan het belang van het collectief: zij scheuren in haar muur, zodat de rest van Nederland genoeg gas had om er warmpjes bij te zitten? En is zo’n afweging dan te verantwoorden?
Van Domselaar: “In een liberaal democratische rechtsstaat is het niet zo dat de besluitvorming van het collectief de individuele rechten van burgers kan overtroeven. En in Groningen zijn natuurlijk heel basale rechten in het geding. Het recht op veilig wonen, familieleven, de rechten van het kind. Er zijn harde rechten in het geding. Daar ligt natuurlijk wel een grens aan wat we overlaten aan de democratische besluitvorming. Dat is al verdisconteerd in het recht en is niet iets wat juristen from scratch hoeven doen.”
“Het is een no-brainer dat heel veel juristen iedere dag naar hun werk gaan om een bijdrage te leveren aan de rechtsorde en aan de rechtspositie of de bescherming van burgers”
“Tegelijkertijd ervaren overheidsjuristen ook politieke druk. Hoe ga je om met de opdracht van een minister, wanneer die in concrete gevallen leidt tot hardvochtige, ontwrichtende gevolgen in het leven van een burger? Dan moet je afwegingen maken die waarde-geladen zijn. Het is dus van belang dat juristen in groepsverband tijd en ruimte hebben voor professioneel overleg en om die dilemma’s met elkaar door te spreken.”
Sociaal-liberale rechtsorde als uitgangspunt
Meer aandacht voor de ethiek van de jurist leidt niet automatisch tot meer subjectiviteit, betoogt Van Domselaar. “Uiteraard neemt de jurist de kaders van de Nederlandse rechtsorde als uitgangspunt voor de wijze waarop hij of zij invulling geeft aan zijn of haar rol. Maar er zit onherroepelijk een persoonlijk element in. Ik vergelijk het met de Goldbergvariaties van Bach. Iemand als Glenn Gould ging op een heel innovatieve manier om met wat Bach heeft geschreven, met een traditie. Of neem een jazzspeler die eindeloos de harmonieleer heeft bestudeerd, die de tradities kent, deze heeft geïnternaliseerd en zich daar aan verbonden voelt. En die vervolgens een improvisatie geeft waarin het persoonlijke element tot uitdrukking komt en iets toevoegt aan die traditie. Het persoonlijke hoeft niet arbitrair of willekeurig te zijn.”
“Op diezelfde manier kunnen juristen ook recht doen aan het rechtssysteem, met de onderliggende normatieve beginselen van vrijheid, gelijkheid en een mate van solidariteit. Door de Toeslagenaffaire is het feit dat de toepassing van wetgeving niet onevenredig nadelig mag uitpakken voor burgers weer prominent op de agenda. Het zou daarom mooi zijn als artikel 20 van de Grondwet, dat de bestaanszekerheid garandeert, een meer levend artikel zou worden.”
“We moeten allemaal nadenken over wat het bijvoorbeeld betekent als iemand onder de drempelwaarde van een sociaal grondrecht terechtkomt. Dat kun je niet overlaten aan het individuele geweten van een jurist. Want wat weten we daar van? Juist in een liberale samenleving waarin we dus over heel veel ethische kwesties van mening verschillen, kijken we naar het recht als manier om met die verschillen om te gaan. En dan wil je niet dat de individuele opvattingen of ethiek van de jurist uiteindelijk steeds de doorslag geven.”
“Ik vind het ironisch dat de sociaal advocatuur ondergewaardeerd wordt, in zowel financieel opzicht als in sociale status. Dit is bij uitstek de beroepsgroep die heel burgergericht is”
“Dit vereist ook dat burgers een beroep kunnen doen op advocaten, om zich bijvoorbeeld effectief te verzetten als er sprake is van machtsuitoefening of handelen door de overheid of bedrijven die niet strookt met het recht. Daar lijken we het allemaal over eens te zijn. Ik vind het dan ook ironisch dat de sociaal advocatuur ondergewaardeerd wordt in zowel financieel opzicht als in sociale status. Dit is bij uitstek de beroepsgroep die heel burgergericht is, die opkomt voor burgers in een kwetsbare positie, voor wie rechtsbescherming heel belangrijk is. Ik hoop dat ook rechtenopleidingen de schoonheid en het rechtstatelijk belang van dat vak duidelijk gaan overbrengen.”
Ethisch professionele vorming
Opleidingen vormen volgens Van Domselaar een belangrijk fundament onder burgergericht recht. De UvA, waar zij als hoogleraar aan verbonden is, voegt de daad bij het woord. “Wij hebben een ambitieus programma op het gebied van de juridische beroepsethiek. Dat is een verplicht eerstejaars vak. Want wij vinden dat ethiek niet iets is wat je er achteraf nog even bij doet; het is eigenlijk echt het startpunt. Een van de doelstellingen van dit vak is om studenten vanaf dag één gevoelig te maken voor de context waarin recht plaatsvindt en voor de rol van juristen in het rechtssysteem. Dat doen we door ze veel met praktijkjuristen te confronteren en door met maatschappelijk relevante en actuele dilemma’s te werken. En ook door studenten relevante theoretische kaders aan te bieden. Zodat ze ook door de regels heen leren kijken.”
Het liefst zou Van Domselaar zien dat deze ethisch professionele vorming zo’n belangrijke plaats krijgt, dat de rechtenstudie, net als geneeskunde, langer duurt. “Een rechtenstudie is een academische opleiding, maar in zekere zin is het ook een beroepsopleiding die studenten beoogt klaar te maken voor hun professionele rol. Een rol waarin ze echt ingewikkelde keuzes moeten maken, met alle verantwoordelijkheden van dien. Je moet al tijdens je opleiding beginnen met nadenken over hoe jij invulling wilt geven aan die rol. Dus wat mij betreft mag er een jaar bij.”
“Je kunt hier niet mee wachten tot studenten als juristen gaan werken. Dan stappen ze in een trein die al rijdt. En waar die trein naar toe gaat en hoe hij precies rijdt, daar hebben ze vaak niet zoveel invloed op. Het is belangrijk dat beginnende juristen al een zekere mate van ethische weerbaarheid hebben. Want die trein gaat heel hard. Er is tijdsdruk en ze komen vaak terecht in een stevig krachtenveld. Als je daar gedachteloos instapt, is de kans groot dat je daar ook gedachteloos in blijft.”