![](https://www.advocatie.nl/content/uploads//rechter.png)
Volgens de minister van Onderwijs hoeft het geen nadelige gevolgen te hebben wanneer een student zijn vader voor de rechter sleept om alimentatie af te dwingen. Een advocaat kan immers het vuile werk voor hem opknappen.
Dat blijkt uit een rechtszaak die de student aanspande tegen de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De student is een kind van gescheiden ouders. Tussen hem en zijn vader is een stevige ruzie ontstaan. De jongen is daarom van huis weggelopen. Pogingen van zijn kant om het contact te herstellen, stranden vooralsnog op de wantrouwige houding van zijn vader. Deze denkt dat zijn zoon alleen voor financieel gewin probeert de banden aan te halen.
Rechtszaak tegen vader
Omdat hij van zijn vader dus geen cent krijgt, heeft de student aanvullende studiefinanciering aangevraagd. Dit verzoek is afgewezen. De student is jonger dan 21 jaar en de vader is daarom mogelijk verplicht om bij te dragen in zijn levensonderhoud. Volgens de minister moet de student eerst zijn vader voor de rechter slepen om alimentatie te eisen.
Dat de student vreest dat daarmee alle kansen verkeken zijn om ooit nog een goede relatie met zijn vader te krijgen, kan de minister niet op andere gedachten brengen. De eiser kan voor de procedure een advocaat inschakelen en hoeft dus niet zelf betrokken te zijn, aldus de minister.
Lees ook: ‘Voor wie is die rechtsstaat nou eigenlijk?’
Tussenvonnis rechtbank
De rechtbank vindt dat de minister zijn huiswerk moet overdoen. De rechtbank is van oordeel dat de minister de mogelijke gevolgen van het voeren van de procedure over de kinderalimentatie op het prille contactherstel met vader onvoldoende (duidelijk) heeft meegewogen bij het beoordelen van het beroep op de hardheidsclausule.
Daarbij ziet de rechtbank niet in waarom in dit geval relevant is dat eiser zich in de procedure door een advocaat kan laten bijstaan. Ook als hij niet zelf bij de zitting aanwezig is, kan de vader van eiser hem aanrekenen dat hij de procedure is gestart.
De minister krijgt uiterlijk zes weken de tijd om met een beter onderbouwd besluit te komen.
Rechtbank Midden-Nederland, 27 januari 2025 | ECLI:NL:RBMNE:2025:131