Een vaderlijke notaris kwam voor zijn zoon in het geweer inzake een incassogeschil, en deed dat op het briefpapier van zijn kantoor. De wederpartij acht deze handelwijze intimiderend, omdat het ging om een privékwestie. De notariskamer van het gerechtshof Amsterdam geeft de klager gelijk, maar vindt het gedrag van de notaris “onvoldoende ernstig om het als tuchtrechtelijk verwijtbaar te kunnen kwalificeren”.
Volgens het hof heeft de notaris zich in de brief in kwestie gepresenteerd als een vader die opkomt voor de belangen van zijn zoon. “Door het (mede) aannemen van de hoedanigheid van vader – die wanneer het uitsluitend een zakelijke brief zou zijn geweest zonder enig bezwaar achterwege had kunnen blijven – heeft de notaris het geschil tevens in de privésfeer getrokken.”
De notaris bracht naar voren dat hij, juist door van het briefpapier van zijn kantoor gebruik te maken, heeft gehandeld zoals een behoorlijk notaris betaamt. Hij acht het verborgen houden van zijn notariële identiteit juist klachtwaardig.
Het hof kan de notaris in dit verweer niet volgen. “Zijn hoedanigheid van notaris en zijn daarmee verband houdende juridische deskundigheid doen er in een rechtsgeschil als het onderhavige tussen zijn zoon en de schuldeiser – een tamelijk eenvoudige incassokwestie – weinig toe. De notaris had zich moeten realiseren dat de geadresseerde op het verkeerde been kon worden gezet doordat de notaris zich desondanks als zodanig presenteerde. Daarom was het beter geweest geen gebruik te maken van het briefpapier van het notariskantoor.”
Maar de notaris komt ermee weg, mede omdat de wederpartij zich ook bediende van zakelijk briefpapier, en het hof het ook weinig aannemelijk acht dat deze zich werkelijk geïntimideerd heeft gevoeld.