Het overlijden van de verdachte in een strafrechtelijk onderzoek vormt het startschot voor een potje touwtrekken over de vraag: wie heeft er recht op twee dozen en een USB-stick met documenten, in beslag genomen op het kantoor van diens advocaat? De advocaat zelf, die zich beroept op zijn verschoningsrecht, twee curatoren die het faillissement van de verdachte behandelen, of toch het Openbaar Ministerie?
Door Joris Rietbroek
Op 14 mei 2014 wordt in het kader van een strafrechtelijk onderzoek het toenmalige kantoor van een advocaat uit Nijmegen doorzocht, in aanwezigheid van de plaatselijke deken. Twee verhuisdozen vol dossierordners en een USB-stick worden in beslag genomen, aldus het feitenrelaas in een beschikking van de rechtbank Rotterdam, die maandag 8 mei is gepubliceerd.
De documenten hebben betrekking op de handel en wandel van een cliënt van de advocaat, die in dit onderzoek wordt verdacht van witwassen. Eerder was hij veroordeeld voor betrokkenheid bij drugshandel. De advocaat beroept zich dan ook direct op zijn verschoningsrecht, nadat zijn kantoorgenoten al hadden geprobeerd de inbeslagname tegen te houden.
Als de cliënt eind april 2015 overlijdt – niet lang nadat zijn bedrijf failliet is gegaan –, barst de strijd om de in beslag genomen bescheiden los. De advocaat wil ze terug en verzoekt om opheffing van het beslag, omdat de stukken volgens hem onder zijn verschoningsrecht vallen. Maar ook de curatoren van het faillissement azen op de stukken. Volgens hen bevat het beslag onmisbare informatie voor de afhandeling van het faillissement.
De rechter-commissaris bepaalt eind augustus 2015 echter dat het beslag van de documenten ook geldt voor een gelieerd onderzoek naar de ex-partner en de zoons van de verdachte. Die worden eveneens verdacht van witwassen, onder meer vanwege het aanvaarden van ‘een besmette erfenis’. Vandaar dat de officier van justitie in deze zaak als derde partij aanspraak maakt op de documenten en bestanden.
Ruim een jaar onderzoek
Eerst krijgt echter de rechter-commissaris in faillissementszaken de gelegenheid om zich een oordeel te vormen over het beroep op het verschoningsrecht. Het duurt tot eind 2016 voordat die met zijn bevindingen komt en justitie een afspraak maakt met de erven, zodat ‘het strafvorderlijk belang dat ten grondslag lag aan het beslag is komen te vervallen’.
Zodoende kan de rechtbank Rotterdam zich in februari 2017 eindelijk buigen over de vraag in hoeverre het verschoningsrecht van de advocaat geldt en aan wie de documenten toekomen. Op enkele stukken na wil de advocaat alles terug, omdat het beslag tal van andere documenten bevat die geen deel uitmaken van het strafbare feit waarvan zijn cliënt van werd verdacht. Waaronder zijn advisering inzake vermogensbeheer en ‘werkzaamheden met betrekking tot de ontwerpkosten van een boot’. De advocaat stelt verder dat ‘het Openbaar Ministerie de bescheiden ook op andere wijze kan verkrijgen, van de vermogensbeheerders of via de erfgenamen van [naam verdachte], die opdracht kunnen geven de administratie te verstrekken’.
De curatoren vinden intussen dat zij moeten worden aangemerkt als rechthebbenden ten aanzien van de documenten. Zij moeten naar eigen zeggen kunnen beschikken over alle relevante bestanden ‘die inzicht kunnen geven in de aard, inhoud en omvang van de boedel van de failliet’. Daarbij beroept de advocaat zich volgens hen ten onrechte op zijn verschoningsrecht, omdat hij over administratieve en commerciële stukken geen juridisch advies als zijnde advocaat zou hebben gegeven.
Miscommunicatie
En dan is er nog de officier van justitie, die stelt dat er toch steeds een belang van strafvordering is bij het beslag, onder meer wegens onderzoek naar het vermogen van de verdachte. Van afspraken met de erven is volgens de officier geen sprake; er is alleen een principeovereenkomst gesloten.
Dat is niet de enige miscommunicatie: de Rotterdamse rechtbank stelt vast dat de rechter-commissaris tot nog toe helemaal geen beslissing heeft genomen over de toepassing van het verschoningsrecht, hij heeft enkel onderzoek verricht. ‘Dat de rechter-commissaris nog geen beslissing heeft genomen over het verschoningsrecht was gelegen in kennelijke miscommunicatie, waardoor de rechter-commissaris heeft geconcludeerd dat het belang van strafvordering was komen te vervallen,’ aldus de rechtbank.
Toch neemt de rechtbank een beslissing ten aanzien van het verschoningsrecht van de advocaat: alleen de bestanden op de USB-stick, die over het strafrechtelijk onderzoek gaan, vallen er in dit geval onder. ‘Het betreft bescheiden en bestanden met informatie die aan hem zijn toevertrouwd in het kader van zijn juridische dienstverlening in zijn hoedanigheid van advocaat van [naam verdachte]’, aldus de rechtbank. ‘Ook betreft het veelal conceptstukken en interne stukken en derhalve stukken die niet openbaar zijn gemaakt of aan derden zijn verstrekt en dus vallen onder zijn beroepsgeheim.’
De overige documenten, waaronder tal van administratieve en commerciële stukken over vermogensbeheer, vallen hier niet onder. De advocaat heeft volgens de rechter ook niet nader gemotiveerd waarom deze bescheiden wel onder zijn verschoningsrecht zouden vallen. ‘De rechtbank heeft tenslotte in ogenschouw genomen dat het standpunt van [de advocaat] ten aanzien van het verschoningsrecht mede wordt ingegeven vanuit de gedachte dat hij dat behoort te doen, aangezien hij anders tuchtrechtelijk kan worden aangeklaagd, en daarmee meer formeel dan materieel van aard is’.
De curatoren kunnen ook fluiten naar de geëiste stukken: de rechter stelt dat deze ‘klachtprocedure zich niet leent voor de vaststelling of de stukken (alle) tot de administratie van de gefailleerde behoren’. Daarbij is er beslag gelegd in het kader van een strafrechtelijk onderzoek, zodat ‘het strafvorderlijk belang voorrang krijgt boven het belang van de curatoren’.
Het OM, dat de stukken die niet onder het verschoningsrecht vallen kortom mag houden, is echter zo aardig de curatoren kopieën van de documenten te geven.