De Raad voor Rechtsbijstand moet een besluit om namen en adressen van advocaten die met toevoegingen werken in asielzaken niet te openbaren aan een journaliste, opnieuw overwegen. Dat heeft de Rechtbank Amsterdam besloten in een zaak tussen de raad en deze journaliste, die zich had beroepen op de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) om deze en andere gegevens te achterhalen. Dit vanwege vermoedens van fraude met toevoegingen door enkele asieladvocaten.
Door Joris Rietbroek
Al sinds de lente van 2013 probeert de journaliste via beroepen op de Wob de identiteit, vestigingsplaats van enkele asieladvocaten te achterhalen, vanwege vermoedens van fraude met aanvragen en declaraties van toevoegingen. Zij zouden in de periode 1 juli 2010 tot 29 maart 2013 onterecht of teveel hebben aangevraagd en gedeclareerd. Ook onderzoeken door de Raad wil zij inzien.
Na afwijzingen door de raad om de gegevens te openbaren, ook in geanonimiseerde vorm omdat identiteiten van betrokken personen makkelijk te herleiden zijn en omdat openbaarmaking een vertekend beeld zou kunnen geven van het functioneren van advocaten, stelde zij beroep in. Deze zaak werd afgelopen voorjaar uiteindelijk behandeld door de meervoudige kamer van de Amsterdamse rechtbank.
Die oordeelt nu in haar uitspraak van 21 juli dat de Raad voor Rechtsbijstand geen informatie openbaar hoeft te maken over enkele specifieke onderzoeken naar advocaten, meldingen bij de deken en aangiften bij het Openbaar Ministerie. Het aantal asieladvocaten is immers ‘betrekkelijk beperkt’, wat kan leiden tot ‘het achterhalen van de identiteit van de betrokken advocaat en tot persoonlijke schade. Geanonimiseerde verstrekking van de informatie maakt dit niet anders. Verweerder heeft daarom in dit geval in redelijkheid een zwaarder gewicht kunnen toekennen aan de bescherming van het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer dan aan het belang van openbaarmaking’.
De weigering van de raad om de namen en adressen te openbaren van advocaten die met een toevoeging procederen in asiel- en vreemdelingenzaken, houdt volgens de rechtbank echter geen stand. Die weigering kan ‘niet worden gebaseerd op bescherming van de persoonlijke levenssfeer dan wel voorkoming van onevenredige benadeling’ van de advocaten in kwestie. Bovendien ziet de rechter niet in hoe verstrekking van de namen en vestigingsplaatsen van advocaten inzicht kunnen geven in hun inkomensgegevens, zoals de Raad voor Rechtsbijstand op zitting aanvoerde. Ook over de kwaliteit van de dienstverlening van advocaten valt uit zulke gegevens niets af te leiden, vindt de rechtbank.
De raad moet inzake dit onderdeel van het bezwaar van de journaliste daarom een nieuw besluit nemen, binnen zes weken en met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Overigens had de journaliste al wel een geanonimiseerd overzicht gekregen van aangevraagde en afgegeven toevoegingen sinds 1 juli 2010, waarbij de namen van advocaten waren vervangen door nummers.