Franstalige advocaten mogen geen hoofddoek of andere religieuze symbolen dragen in de rechtszaal. Dat heeft de orde van Franstalige advocaten in Brussel onlangs besloten. In Nederland bestaat geen verbod op het dragen van een hoofddoek, baseballpet, keppeltje of ander hoofddeksel. De Nederlandse Orde van Advocaten vindt dat vooralsnog onnodig. “Advocaten zijn per definitie niet onpartijdig, dus moet je ze ook niet dit soort regels opleggen.”
Het Belgische besluit werd bekendgemaakt nadat een jonge moslima die rechten heeft gestudeerd gevraagd had of ze haar hoofddoek mocht aanhouden in de rechtbank. Het ‘pleitmonopolie’ van een advocaat brengt plichten mee, besloot de orde. Een daarvan is het respecteren van de gelijkheid onder advocaten. Daarom mogen ze geen uiterlijke tekenen van levensbeschouwelijke, politieke of religieuze aard dragen. In 2007 besloot het het Brusselse hof van beroep al dat een rechter een advocaat mag verbieden een keppeltje te dragen in de rechtszaal.
Nederland maakte in 2002 iets vergelijkbaars mee. Ordewoordvoerder Yvonne Wiggers: “In 2002 wilde Famile Fatma Arslan tijdens haar beëdiging een hoofddoek dragen. De Orde vond dat prima. De rechter vond het ook goed. Eén van de argumenten van de Orde was toen: als advocaat ben je per definitie niet onpartijdig, dus zou een streng verbod op bepaalde kledingstukken niet voor advocaten moeten gelden. Voor rechters en griffiers ligt dat anders, van hen wordt immers wel verwacht dat ze onpartijdigheid en onafhankelijkheid uitdragen.” Sindsdien is het onderwerp niet meer echt ter sprake gekomen, zegt Wiggers. “Namens de Orde bestaat er dus geen verbod op het dragen van een keppeltje, hoofddoek of ander hoofddeksel in de rechtszaal.”
Ter discussie
Het hoofddoekbeleid in de Nederlandse advocatuur staat wel ter discussie, voegt ze daaraan toe “Gedeeltelijk hangt dat beleid af van de uitspraak van het Hof van Discipline over de advocaat Mohammed Enait op 9 oktober aanstaande, hoewel het in die zaak gaat om een ander soort hoofddeksel dan een hoofddoek.” Volgens De Raad van Toezicht was de weigering van advocaat Enait om op te staan voor de rechtbank en zijn traditionele hoofddeksel af te doen tijdens de zitting in strijd met de gedragsregels voor advocaten en de Advocatenwet.
Baseballpet
Ook de VS heeft kennisgemaakt met een hoofddekselvraagstuk. Eind september oordeelde een federale rechter in Brooklyn, New York, dat advocaat Todd Bank in de rechtbank geen jeans en baseballpetje mag dragen. Nadat Bank in de rechtszaal was verschenen gekleed in een T-shirt, spijkerbroek en petje met de tekst ‘Operation Desert Storm’ – en om die reden door de rechter en diens assistent op de vingers werd getikt – spande hij tegen beiden een proces aan. Zijn argument: het is zijn grondwettelijke recht te dragen waar hij zin in heeft, ook voor de neus van de rechter.
De districtsrechter is het daarmee oneens. Een rechtbank is een “sobere omgeving” waarin een rechter redelijke grenzen mag stellen aan het gedrag van een procesadvocaat, om zo “algemeen gedeelde beleefdheidsnormen in de rechtszaal” af te kunnen dwingen, zo luidde het oordeel.