Hoe betrouwbaar zijn getuigenverklaringen in de vorm van bijna twintig jaar oude herinneringen nog? Zijn die helder genoeg om overtuigend bewijs te vormen in een unieke meineedzaak? Dergelijke herinneringen als belastende of óntlastende verklaringen waren donderdag het terugkerende motief in het hoger beroep tegen de van meineed verdachte oud-rechters Hans Westenberg en Pieter Kalbfleisch, voor het Gerechtshof in Arnhem.
Door Joris Rietbroek
Westenberg en Kalbfleisch werden afgelopen najaar vrijgesproken van meerdere gevallen van meineed. De Utrechtse rechtbank achtte niet bewezen dat Westenberg en Kalbfleisch met elkaar hadden gesproken over de zich al jaren voortslepende Chipshol-zaak en al zijn vertakkingen, over een stuk grond bij Schiphol waar een bedrijvenpark had moeten verrijzen. Ook was er volgens de rechter onvoldoende bewijs om vast te stellen dat Westenberg en Kalbfleisch enkele jaren geleden onder ede logen toen ze tijdens een van de civiele procudures verklaarden geen vrienden van elkaar te zijn of dat Westenberg loog over een telefoontje met advocaat Hugo Smit, eind 1994. Alles is terug te voeren op de Chipshol-affaire: Westenberg en Kalbfleisch waren in de jaren negentig rechters in verschillende procedures en hebben volgens de betrokken projectontwikkelaars Poot onder een hoedje gespeeld. Binnen één zaak zou er telefonisch contact zijn geweest tussen Westenberg en Smit, aldus deze advocaat. Een procedure van Westenberg tegen Smit hierover is geroyeerd; een claim van Smit tegen Westenberg loopt nog.
Het Openbaar Ministerie ging in twee van de drie feiten in hoger beroep: in de vriendschapskwestie – met als centrale vraag hoe vaak de twee eind jaren tachtig bij elkaar over de vloer kwamen en of zij hierover meinedig verklaarden –, en over dat vermeende telefoontje tussen Westenberg en Smit in een van de Chipshol-procedures. In dit laatste verhaal heeft het OM geen nieuw bewijs weten te verzamelen, maar de Advocaat-Generaal beschouwt de verklaringen hierover van advocaat Smit en voormalig secretaresse Vergeer nog altijd als betrouwbaar en overtuigend. “De rechtbank in Utrecht heeft dit bewijs foutief geïnterpreteerd en maakt een gekunsteld, niet ter zake doend onderscheid tussen bellen over planningsmatige of inhoudelijke zaken. Het gaat er enkel om óf de verdachte in december 1994 Mr. Smit aan de telefoon heeft gehad. Daarbij wil ‘het niet meer hebben van een herinnering’ door de heer Westenberg niet zeggen dat er niet daadwerkelijk gebeld is.”
Dochter Kalbfleisch verklaart
Er is één belangrijk nieuw element toegevoegd aan het dossier inzake de mate van vriendschappelijke contact: een week voor het hoger beroep is er alsnog een nieuwe getuige gehoord: de dochter van Kalbfleisch. Zij bleek precies het tegenovergestelde te beweren van wat haar moeder altijd heeft verklaard over hoe vaak Westenberg bij Kalbfleisch over de vloer kwam tijdens hun gezamenlijke Haarlemse periode. De dochter stelt dat zij als tiener Westenberg zelden bij haar ouders thuis heeft gezien. Dat staat haaks op de eerste verklaring van mevrouw Becking, ex-vrouw van Kalbfleisch, die aanvankelijk stelde dat ‘die man steeds bij ons zat te eten.’
Dat is de uitspraak die de Advocaat-Generaal nog immer als deugdelijk bewijs ziet, niet de nieuwe verklaring van de dochter. Zelfs al herriep Becking die verklaring later – ‘het is misschien een of twee keer geweest, ik weet het niet meer precies’ -, het OM klampt zich vast aan de eerste verklaring die volgens justitie het zuiverst is geweest. “Haar oprechtheid bij de eerste verklaring staat voor mij buiten kijf.” De afzwakking zou zijn gevolgd toen Becking zich realiseerde in hoeverre zij de vader van haar kinderen in de problemen zou brengen met haar verklaringen. Al met al eist de Advocaat-Generaal dezelfde straffen als in november vorig jaar: een celstraf van vier maanden voorwaardelijk voor Westenberg en twee maanden voorwaardelijk voor Kalbfleisch, plus voor beiden de maximale werkstraf van 240 uur.
Levendige herinneringen
“De reconstructie van het verleden wordt steeds minder helder”, erkent ook president Otte gedurende de zitting. Reden genoeg voor de raadslieden van Kalbfleisch en Westenberg om de verklaringen van enige getuige Becking net als vorig jaar in de Utrechtse rechtbank met de grond gelijk te maken. Haar verhalen worden afgedaan als kletskoek van een vrouw die het allemaal niet meer weet en die naar eigen zeggen ‘maar wat ratelt’ als ze zenuwachtig is. Bijvoorbeeld tijdens een indringend verhoor door de Rijksrecherche. “Het OM baseert zich nu op die één enkele zin – ‘die man zat steeds bij ons te eten’”, pleit Kalbfleisch’ advocaat Roel Kerckhoffs. “Dat is een herinnering van bijna dertig jaar geleden. Een dergelijke benadering van meineed is onaanvaardbaar. En waarom zou mijn cliënt liegen over hoe vaak ze elkaar gezien hebben als hij op alle andere vragen controleerbaar naar waarheid heeft geantwoord?”
Of herinneringen na zoveel jaar nu vertroebeld zijn of niet, de nieuwe, voor de verdachte gunstige verklaringen van Kalbfleisch’ dochter zijn volgens Kerckhoffs dan weer wél betrouwbaar na al die jaren. “Zij blijkt nog levendige herinneringen te hebben aan die periode toen ze net een tiener was. Ze kon zich meerdere vrienden van haar ouders nog scherp herinneren, allemaal controleerbaar. Juist kinderen kunnen hier op latere leeftijd nog heel goed over verklaren, en ik denk daarom dat ze een goede, betrouwbare getuige is.” Dat ze niet meer wist of Westenberg inderdaad ooit is blijven slapen na een verjaardagsfeestje, is volgens Kerckhoffs op een andere manier te verklaren. “Ze volgde toen een zware balletopleiding en ging op tijd naar bed. Het is waarschijnlijk dat ze nooit heeft gemerkt dat er een logé was, die de volgende morgen weer op tijd naar zijn werk ging.”
‘Geen nieuwe bewijzen’
Westenbergs raadsman Stijn Franken constateert dat het OM niets nieuws in handen heeft in de poging Westenberg veroordeeld te krijgen voor meineed over een telefoontje, ten opzichte van voor de Utrechtse rechtbank. “Het OM moet met plausibele argumenten aankomen dat een telefoongesprek wel heeft plaatsgevonden. Dan mag je meer verwachten dan enkel een herhaling van de onderbouwing van de vorige keer, die door de Utrechtse rechtbank al is afgewezen. Ook merk ik dat de Advocaat-Generaal zelf geen moment heeft gesproken over opzet als het gaat om het spreken van de waarheid. Hoe het ook zij: advocaat Smit heeft pas jaren later in een verklaring het verhaal ingebracht dat Westenberg hem persoonlijk heeft teruggebeld met de boodschap ‘je zult de zaak toch verliezen, dus extra spreektijd is niet nodig.’” Dat verhaal wijkt volgens Franken compleet af van een brief die Smit in 1994 al schreef over deze Chipshol-zaak en waarin niets over een dergelijk telefoongesprek te vinden is. Ook de verklaring van een secretaresse die Westenberg aan de lijn zou hebben gehad, is volgens Franken ‘inconsequent.’
In de ‘vriendschapskwestie’ vindt ook Franken Becker een onbetrouwbare getuige. “De herinneringen van moeder en dochter lopen flink uiteen. De dochter acht de verklaring van haar moeder niet betrouwbaar. Mijn indruk is dat getuige Fleur Kalbfleisch een buitengewoon open en een goede getuige is, serieus. Een verklaring van mevrouw Becking dat er in de Haarlemse tijd een clubje bevriende rechters met elkaar borrelde en dineerde, is door al die betrokken rechters dan weer ontkend. Hoe betrouwbaar is haar oordeel dan?”
Tsunami van shit
Voordat hij het laatste woord krijgt, toont Westenberg zich op een eerder moment al stellig en strijdvaardig. “Binnen de Haagse civiele sector werd er niet gebeld, zeker niet met advocaten. Daar was geen aanleiding toe”, zegt hij op iets geïrriteerde toon. “Ik zou iets door mijn secretaresse laten doorgeven. De reden dat ik hier opnieuw zit: ik schijn de ingang te zijn tot een schadevergoeding. Daar verzet ik mij tegen.” En in zijn laatste woord: “De positie van iemand die van meineed wordt verdacht is niet benijdenswaardig. Je hebt je te verdedigen tegen aantijgingen voordat goed kan worden onderzocht wat er nu precies is gebeurd. Ik heb als rechter nooit kunnen weten wat het met je doet als je zelf in het beklaagdenbankje staat. De tsunami van shit die de afgelopen jaren over mij en mijn gezin is gespoeld, is ongekend.”
Opnieuw vrijspraak of niet, helemaal ongeschonden komt Westenberg niet uit deze zaak, onderstreept Franken ook. “Hij en zijn gezin hebben een hoge prijs moeten betalen. Ook als hij wordt vrijgesproken, zal er altijd een smetje aan zijn blazoen blijven kleven, daar heeft alle publiciteit wel voor gezorgd.”
Met de zitting eenmaal ten einde, loopt Kalbfleisch nog even naar Westenberg toe; we zien een wederzijds schouderklopje en een blik van goed vertrouwen.
Het gerechtshof doet op donderdag 13 juni om 14.00 uur uitspraak.