Een advocaat die een kostenveroordeling van 1000 euro aan de broek kreeg na een gegrond dekenbezwaar wegens het behalen van onvoldoende opleidingspunten, heeft bij het Hof van Discipline bot gevangen met zijn grief tegen die kostenveroordeling. En dus moet hij nu een tweede proceskostenveroordeling van 1000 euro betalen. ‘Voor zover verweerder zich dit laatste niet heeft gerealiseerd toen hij besloot hoger beroep in te stellen tegen de beslissing van de raad, komt dit volledig voor zijn risico,’ aldus het hof.
Door Lucien Wopereis
Volgens de advocaat (verweerder) is de ‘boete’ van de Raad van Discipline disproportioneel omdat hij in een vroeg stadium heeft erkend dat hij in 2014 onvoldoende opleidingspunten heeft behaald. Het had daarom volgens hem daarom niet tot een zitting hoeven komen. Daarnaast stelt hij dat hij in 2015 extra opleidingspunten heeft behaald, waarvoor hij ook extra kosten heeft gemaakt. Klager acht onder deze omstandigheden een bedrag van 500 euro redelijk.
Het Hof van Discipline maakt er korte metten mee. In de eerste plaats miskent de klager volgens het Hof dat het gaat om een kostenveroordeling, en niet om een tuchtrechtelijke maatregel. ‘Het heeft, zo is in de parlementaire geschiedenis opgemerkt, geen punitief karakter en is niet-leedtoevoegend. Het is een reparatoire maatregel, die de vermogenstoestand van de Nederlandse Orde van Advocaten (gedeeltelijk) herstelt.’
Verder stelt het Hof dat van een advocaat mag worden verwacht dat hij op de hoogte is van de Advocatenwet en de laatste wijzigingen daarin. ‘Verweerder diende er daarom rekening mee te houden dat het op het door de deken tegen hem ingediende bezwaar de met ingang van 1 januari 2015 geldende Advocatenwet zou worden toegepast en dus dat (i) een tuchtrechtelijke veroordeling voor hem tot financiële gevolgen in de vorm van een kostenveroordeling zou kunnen leiden en (ii) in een procedure in hoger beroep opnieuw een kostenveroordeling zou kunnen uitgesproken.’