Advocaten moeten omzetbelasting betalen over de bedragen die ze van de Raad voor Rechtsbijstand ontvangen in toevoegingszaken. Dat heeft de Hoge Raad op 23 mei bepaald.
De advocaat in kwestie kreeg over het jaar 2009 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd. Tevens werd er heffingsrente in rekening gebracht. De advocaat maakte daartegen bezwaar, eerst bij de rechtbank, daarna het Hof en tenslotte de Hoge Raad.
Volgens de Hoge Raad vormen de vergoedingen op basis van de Wet op de rechtsbijstand ‘een tegenprestatie (…) voor het verlenen van rechtsbijstand, dat wil zeggen rechtskundige bijstand aan een rechtzoekende ter zake van een rechtsbelang dat hem rechtstreeks en individueel aangaat’. Dat de vergoeding door een derde wordt betaald en niet door de ontvanger van de rechtshulp zelf, doet geen afbreuk aan de belastingplicht, aldus de Hoge Raad, die zich daarbij beroept op jurisprudentie van Europese Hof van Justitie.