Het Hof van Discipline heeft maandagmorgen ‘anti-kernwapen advocaat’ Meindert Stelling definitief van het tableau geschrapt. Dit meldt het hof in een persbericht. De schrapping door de Raad van Discipline uit maart 2016 is hiermee bekrachtigd. Het verzet van Stelling tegen onderzoeken door de deken en zijn beledigingen aan het adres van deken en leden van rechtscolleges hebben hem de das om gedaan.
Door Joris Rietbroek
De voornaamste bezwaren van de deken hielden in dat Stelling, advocaat van vele anti-kernwapen organisaties en activisten, een dekenonderzoek frustreerde en dat hij in meerdere gevallen de deken en diverse leden van rechterlijke colleges beledigde. In het onderzoek hiernaar weigerde Stelling correspondentie naar op te sturen naar de deken; diens bezwaar over de hindering van het onderzoek verklaart het hof gegrond.
Een greep uit de bloemrijk geformuleerde beledigingen van Stelling aan het adres van de deken: ‘een in juridische, intellectuele en morele zin door en door corrupte deken’ en ‘ik wens mij geenszins te encanailleren met de meest verwerpelijke soort advocaten, waarvan de deken het prototype schijnt te zijn’.
Onnodig grievend en tuchtrechtelijk laakbaar, aldus het hof, onderstrepend dat de vrijheid van meningsuiting van de advocaat niet onbegrensd is. Dat geldt ook voor aanvallen op leden van rechtscolleges, als die volgens Stelling het zogenoemde Kernwapenarrest van de Hoge Raad uit 2001 niet respecteren en zodoende kiezen voor ‘onwettigheid en barbaarse immoraliteit’.
‘Het staat advocaten vrij inhoudelijke kritiek te leveren op rechterlijke uitspraken en zij mogen die kritiek ook leveren in stellige, scherpe bewoordingen,’ aldus het Hof van Discipline. Dat geldt zeker ook wanneer de kritiek gericht is tegen een uitspraak over een onderwerp dat velen in de samenleving bezighoudt of heeft gehouden, zoals de plaatsing van kernwapens. Maar een advocaat kan niet zijn toevlucht zoeken tot grove belediging van leden van rechterlijke colleges.’
Beroep op huisrecht mocht wel
Op een punt valt de beslissing van het hof overigens nog enigszins in het voordeel van Stelling uit, inzake zijn weigering tot een kantoorbezoek door de deken. Die wilde begin 2015 langskomen om de lopende zaken tijdens een – eerdere – schorsing te bespreken. Stelling houdt kantoor aan huis en weigerde de deken toegang op grond van zijn grondwettelijk huisrecht. En dat mocht hij doen: ‘Het hof acht in de huidige tijd het combineren van werken en wonen in één pand zeker niet ongebruikelijk. Op grond van artikel 12 lid 1 Grondwet is het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner alleen toegestaan als daarvoor een wettelijke grondslag is De Advocatenwet en de Algemene wet bestuursrecht geven die grondslag niet’.
Daar staat wel tegenover dat ‘het een behoorlijk advocaat niet past om zich aan het toezicht door de deken te onttrekken’ door zich beroepen op het huisrecht. Toch verklaart het hof dit stuk van het dekenbezwaar ongegrond, met de toevoeging dat de deken heeft bijgedragen aan onnodige verdere escalatie door op dit moment direct te dreigen met een nieuwe dekenklacht.
Omdat Stelling al eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld voor soortgelijk gedrag, is het voor het hof duidelijk dat hij ‘zijn gedrag niet aanpast’. Zodoende volgt definitief schrapping van het tableau. ‘Het hof acht de kans groot dat de advocaat gewoon door zal gaan met het door zijn beledigingen ondermijnen van het gezag van de rechtsstaat. Hij plaatst zich daarmee buiten de orde, en is als advocaat niet langer te handhaven.’
Reactie Meindert Stelling
Stelling voelt zich door het oordeel van het Hof van Discipline de mond gesnoerd, geeft hij aan in een schriftelijke reactie. ‘Mij wordt een beroepsverbod opgelegd omdat ik kritische oordelen en waardeoordelen heb geuit over rechters, tuchtrechters en dekens die er blijk van hebben gegeven weinig waarheidlievend te zijn, maling te hebben aan verdragen die de rechten van de mens tijdens gewapend conflict beogen te beschermen, en zich niet stoorden aan de Grondwet en wet. […] Zelfs indien het Hof bevoegd zou zijn geweest om te oordelen over meningsuitingen van advocaten, dan is de beslissing van vandaag onverenigbaar met de vrijheid van meningsuiting zoals gewaarborgd in art. 10 Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de desbetreffende jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.’